ABRS 23-1-2013, LJN BY9189 Omgevingsvergunning voor het verbouwen van twee woningen tot kantoorruimten, gemeenschappelijke woonkamer en een appartement. De nieuwe gebouwen gaan onderdeel uitmaken van een project voor begeleid wonen, onder meer bestaande uit 16 woningen. Volgens appellant is sprake van een onlosmakelijke samenhang tussen de verbouwing en de bouw van het project voor begeleid wonen en had deze als één vergunning moeten worden aangevraagd. De Afdeling vindt van niet:
“2.1. Ingevolge artikel 2.7, eerste lid, van de Wabo, draagt de aanvrager van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit die behoort tot verschillende categorieën activiteiten als bedoeld in de artikelen 2.1 en 2.2, onverminderd het bepaalde in artikel 2.10, tweede lid, er zorg voor dat de aanvraag betrekking heeft op elk van die activiteiten.
2.2. Anders dan [appellant] betoogt, doet de situatie waarop artikel 2.7, eerste lid, van de Wabo ziet, zich niet voor.
Blijkens de memorie van toelichting bij de Wabo (Kamerstukken II 2006/2007, 30 844, nr. 3, blz. 93) kan een omgevingsvergunning voor een bepaalde activiteit niet zelfstandig worden verleend als de betreffende activiteit tegelijkertijd ook moet worden aangemerkt als een andere activiteit die zelfstandig omgevingsvergunningplichtig is. Het moet – aldus de memorie van toelichting – daarbij gaan om twee of meer activiteiten die fysiek niet van elkaar zijn te scheiden.
De aan de 14 overige woningen uit te voeren werkzaamheden zijn fysiek niet dezelfde als de werkzaamheden waarvoor omgevingsvergunning is gevraagd en verleend. De rechtbank is daarom terecht tot het oordeel gekomen dat voor het bouwplan afzonderlijk een omgevingsvergunning kon worden verleend.”