ABRS 20-2-2013, LJN BZ1634 Een omgevingsvergunning, verleend aan Hoger-Woude BV, wordt ingetrokken. Hoger-Woude BV dient daartegen bezwaar in. Zij is echter niet meer eigenaar van het perceel waarop de vergunning betrekking heeft. De onroerende zaak is verkocht aan een derde en daarbij is die derde ook in alle rechten en plichten van Hoger-Woude getreden. Daarom verklaren b en w het bezwaar niet-ontvankelijk. Terecht? De rechtbank vindt van niet, onder meer omdat de melding van artikel 2.25, tweede lid, van de Wabo niet was gedaan, maar de Afdeling vindt van wel:
“2.2. De enkele overdracht van de gronden, waarop het project is voorzien, maakt niet dat Hoger-Woude B.V. niet meer kan worden beschouwd als de uitvoerder van het project. Niet in geschil is echter dat [belanghebbende] op 7 december 2010 niet slechts de onroerende zaken van Hoger-Woude B.V. heeft gekocht, maar daarbij tevens in alle rechten en verplichtingen van Hoger-Woude B.V. is getreden. Hieruit volgt dat, indien de onherroepelijk geworden bouwvergunning, die ingevolge artikel 1.2, eerste lid, onder g, van de Invoeringswet Wabo wordt gelijkgesteld met een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, zou herleven, deze van rechtswege overgaat naar [belanghebbende] Uit artikel 2.25, tweede lid, van de Wabo volgt niet dat de melding van de overdracht aan het bevoegd gezag voor de overgang van de vergunning constitutief is, doch slechts dat de aanvrager of de vergunninghouder verplicht is de overdracht te melden. Een andere opvatting strookt niet met de zakelijke werking die de overgang ingevolge artikel 2.25, eerste lid, van de Wabo heeft. Het betoog is in zoverre terecht voorgedragen. Het leidt echter niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.”
Intrekking omgevingvergunning; ex-vergunninghouder belang?
Dit bericht is geplaatst in omgevingsrecht. Bookmark de permalink.