Woonplaats van de jeugdige

Rechtbank Noord-Nederland 27-11-2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:6292: Bij 1:265b BW verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming overgelegde verleningsbeschikking van een ander college dan dat waarin betrokkene zijn woonplaats heeft. Rechtbank overweegt: “Nog daargelaten dat de beslissing is ondertekend door de gemeente en niet door of namens het college van burgemeester en wethouders, zoals de Jeugdwet bepaalt, leidt de kinderrechter uit voornoemd artikel van de Jeugdwet af dat het college van de gemeente waarin de jeugdige zijn woonplaats heeft, bevoegd is om voorzieningen te treffen op het gebied van Jeugdhulp. Artikel 1.1. van de Jeugdwet bepaalt dat met woonplaats wordt bedoeld de woonplaats als bedoeld in titel 3 van Boek 1 van het BW. Uit artikel 1:12 BW volgt dat de minderjarige de woonplaats volgt van hem die het gezag over hem uitoefent, in dit geval de moeder, wiens woonplaats te [woonplaats moeder] is. Van het college van deze gemeente ontbreekt een verleningsbeslissing. Nu de kinderrechter van oordeel is dat het in het belang van [minderjarige] is dat de machtiging wordt verleend, zal de kinderrechter hieraan voorbij gaan. Daarbij laat de kinderrechter nog in het midden of een verblijf bij de andere ouder een voorziening is op het gebied van jeugdhulp is als bedoeld in artikel 2.3 van de Jeugdwet.”

Dit bericht is geplaatst in Jeugdwet. Bookmark de permalink.