Rb Limburg 3 juli 2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:6318, Welk tarief moet worden gehanteerd bij een PGB in verband met begeleiding door ouders c.q. door een professionele ondersteuner? ”
Ten aanzien van de toegekende uurtarieven overweegt de rechtbank allereerst dat het hier beleid van verweerder betreft en dat de rechtbank gelet daarop slechts een beperkte toets kan uitvoeren, in die zin dat beoordeeld dient te worden of het beleid consistent is/wordt toegepast. De rechtbank kan daarom geen tarieven buiten toepassing verklaren, zoals namens eisers is verzocht.
De uurtarieven die door verweerder aan de ouders zijn toegekend zien op uurtarieven voor naaste familie en bedragen € 7,17 en vanaf april 2017 € 11,61. De rechtbank is van oordeel dat verweerder gelet op de jarenlange ervaring en de op de zorg van eisers gerichte bijscholingen van beide ouders niet heeft kunnen volstaan met het toekennen van een familietarief. Verweerder heeft verder aangegeven dat de ouders ook in aanmerking zouden kunnen komen voor het tarief niet-professional (€ 13,46 en vanaf april 2017 € 13,93) als zij een arbeidsovereenkomst met eisers zouden sluiten, maar ook nadat de ouders dit hebben gedaan en verweerder hiervan kennis heeft genomen (13 juli 2016), is niet overgegaan tot toekenning van de hogere bedragen. Verweerder zal hierover in de nieuw te nemen besluiten een (gemotiveerd) standpunt moeten innemen, alsmede over het verzoek om toekenning van (het eerder onder de AWBZ aan de ouders toegekende) uurtarief van € 20,- en het uurtarief voor de periode dat de ouders nog geen arbeidsovereenkomst met eisers hadden. De rechtbank benadrukt daarbij dat sowieso niet kan worden volstaan met het (opnieuw) toekennen van het uurtarief voor naaste familie.
Ten aanzien van het toegekende uurtarief voor kortdurend verblijf is de rechtbank van oordeel dat extern begeleider mevrouw [naam begeleider] gelet op haar werkervaring en opleiding in principe in aanmerking zou moeten kunnen komen voor een tarief voor een zorgprofessional in loondienst, maar zij echter niet voldoet aan de daarvoor gestelde voorwaarde om ingeschreven te staan conform artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (het BIG-register). Gelet hierop treft deze beroepsgrond geen doel.”