Status en inhoud van een verleningsbesluit bij 1:265b BW

ECLI:NL:RBLIM:2015:3539 Betreft een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een verslaafd geboren kind. Op grond van artikel 1:265b, tweede lid, BW dient bij dat verzoek een verleningsbesluit voor te liggen.

Rechtbank Limburg overweegt allereerst welke status een verleningsbesluit heeft: “Door het nemen van een verleningsbesluit als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet worden de rechten en plichten van de jeugdige of zijn ouders vastgesteld. De beoordeling van het college dat een individuele voorziening noodzakelijk is, vestigt een aanspraak jegens de gemeente op deze voorziening. Uit de wetsgeschiedenis (TK 20013-2014, 33 983, nr.3, blz. 10) kan worden afgeleid dat de door het college te treffen individuele voorziening ten minste een beschrijving van de plaats waartoe de machtiging strekt dient te bevatten.”

Wat betreft de inhoud overweegt de rechtbank dat het verleningsbesluit meer moet inhouden dan alleen conformeren aan het standpunt van de Raad: “Het college conformeert zich in het door de raad overgelegd besluit van17 maart 2015 op voorhand en zonder enig voorbehoud aan de bevindingen van het onderzoek van de raad en voegt daaraan toe dat ‘een verzoek aan de kinderrechter tot een uithuisplaatsing een mogelijke uitkomst kan zijn’. Daarmee onttrekt het college zich aan zijn wettelijke taak en verplichting om, waar de raad heeft vastgesteld dat een jeugdige in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen jeugdhulp nodig heeft, ten behoeve van deze jeugdige een op hem toegesneden individuele voorziening te treffen op het gebied van jeugdhulp. Weliswaar biedt artikel 2.11 Jeugdwet het college de mogelijkheid de uitvoering van de Jeugdwet door derden te laten verrichten, maar juist ‘de vaststelling van de rechten en plichten van de jeugdige of zijn ouders’ zijn daarvan uitgezonderd. In het door de raad overgelegd besluit van het college kan de kinderrechter dan ook niet het ingevolge artikel 1:265b lid 2 BW vereiste besluit bedoeld in artikel 2.3 van de Jeugdwet zien.”

NB de rechtbank verwijst naar artikel 2.11 Jeugdwet. Eerder verwees de rechtbank Gelderland ook naar dit artikel en oordeelde op grond daarvan dat mandaat niet mogelijk was. Inmiddels is een wijziging van artikel 2.11 Jeugdwet voorzien, waarin juist de zinsnede “de vaststelling van de rechten en plichten uitgezonderd” uit de wet wordt geschrapt. Volgens de wetgever opdat er geen onduidelijkheid kan bestaan over de mogelijkheid van het college van de gemeente om de vaststelling van de rechten en plichten te mandateren.

 

Dit bericht is geplaatst in Jeugdwet. Bookmark de permalink.