Op grond van artikel 1:256b, tweede lid, Burgerlijk Wetboek (BW) hoort de Raad voor de Kinderbescherming bij een verzoek om voorlopige ondertoezichtstelling met machtiging uithuisplaatsing een verleningsbeschikking van het college te overleggen.
In de casus die leidde tot een beschikking van de Rechtbank Limburg werd verzocht een ongeboren kind voorlopig onder toezicht te stellen en uit huis te plaatsen. Er was wel een verleningsbeschikking overgelegd maar die was kennelijk niet voldoende duidelijk.
De rechtbank oordeelt: “In de door de raad overgelegde verleningsbeslissing van de gemeente Landgraaf ziet de kinderrechter niet het in artikel 1:265b lid 2 BW vereiste besluit van het college van burgemeester en wethouders, bedoeld in artikel 2.3 lid 1 van de Jeugdwet.” Op grond van het derde lid kan de kinderrechter echter de niet aanwezigheid van een verleningsbeschikking passeren. Zie ECLI:NL:RBLIM:2015:2187