Onderzoek voldoende zorgvuldig; verordening kan mogelijkheden PGB beperken

Rb Gelderland 11 oktober 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:5286, De rechtbank vindt dat het onderzoek naar jeugdhulp voldoende zorgvuldig is voorbereid en dat de benodigde hulp juist is vastgesteld. Daarnaast is PGB binnen sociaal netwerk volgens de verordening alleen mogelijk onder bepaalde voorwaarden. De rechtbank vindt dat de voorwaarden toelaatbaar zijn.

4.6 Gelet op het in 4.5 weergegeven onderzoeks- en beoordelingskader, de stukken van het dossier en het verhandelde ter zitting is de rechtbank van oordeel dat verweerder het onderzoek naar de nodige hulp voldoende zorgvuldig heeft voorbereid en de op grond van het onderzoek vastgestelde benodigde hulp deugdelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.

Verweerder is al langere tijd intensief betrokken bij het gezin van eiser. Aan de hand van een eerdere hulpvraag van het gezin, zoals die door de moeder van eiser is geformuleerd tijdens het gesprek met een wijkteamcoach op 24 maart 2015, heeft verweerder eiser geplaatst bij [de Instelling] , alwaar een observatie- en diagnostiektraject is uitgevoerd en is vastgesteld wat de problemen en stoornissen van eiser zijn. Vervolgens heeft verweerder, mede op basis van het advies van [de Instelling] en het betrokken wijkteam, bepaald welke hulp naar aard en omvang nodig is voor eiser en heeft verweerder de voorzieningen van jeugdhulp getroffen zoals verwoord in 1.2. De dagbehandeling en DDT hebben als doel dat eiser zich ontwikkelt op het gebied van onder andere communicatie, spel, sociaal-emotionele vaardigheden en zelfredzaamheid, alsmede het leren gevarieerder te eten ter stimulering van de lichamelijke en emotionele gezondheid. De ambulante gezinsondersteuning heeft als doel het zorgdragen voor een transfer vanuit de dagbehandeling bij [de Instelling] en DTT naar de thuissituatie, onder andere op het gebied van het leren gevarieerder te eten. De overige voorzieningen zijn getroffen ter ontlasting van het gezin. De rechtbank stelt hierbij vast dat verweerder zich, waar nodig, heeft laten voorzien van specifiek deskundig advies. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de wijkteams bestaan uit medewerkers met een relevante hoger beroepsopleiding op het gebied van gedragswetenschappen en relevante werkervaring op dat gebied. Daarnaast heeft verweerder ter indicatie en advies [de Instelling] ingeschakeld, een erkende deskundige instelling die zorg en ondersteuning biedt en deze ook reeds geruime tijd aan eiser heeft geboden. Eiser heeft ook niet weersproken dat [de Instelling] ter zake deskundig is en goed zicht heeft op de problemen en stoornissen van en benodigde hulp voor eiser.

4.7 De door verweerder getroffen voorzieningen op het gebied van jeugdhulp dienen derhalve in beginsel als passend te worden aangemerkt.

4.8 Vervolgens dient de rechtbank dan de vraag te beantwoorden of verweerder op goede gronden heeft geweigerd aan eiser een pgb te verstrekken om hem in staat te stellen de jeugdhulp te betrekken van zijn moeder.

4.9 Zoals in 4.2 is weergegeven bepaalt artikel 8.1.1, tweede lid onder b, van de Jw dat verweerder slechts een pgb dient te verstrekken als de jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, niet passend achten. Artikel 6, vijfde lid, van de Verordening bepaalt voorts dat de jeugdige aan wie een pgb wordt verstrekt de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk, op voorwaarde dat door de jeugdige voldoende gemotiveerd is dat dit tot betere en efficiëntere ondersteuning leidt en doelmatiger is dan het betrekken van de jeugdhulp van een persoon buiten het sociale netwerk.

Naar het oordeel van de rechtbank brengt dit mee dat eiser in ieder geval allereerst moet onderbouwen waarom door de inzet van de jeugdhulp zoals door verweerder is geïndiceerd niet wordt voldaan aan de uit artikel 3.2 van de Jw voortvloeiende verplichting om zodanige hulp te leveren dat hij gezond en veilig op kan groeien. Indien eiser hierin slaagt en een pgb derhalve aangewezen is, moet eiser vervolgens onderbouwen waarom jeugdhulp van iemand uit het sociale netwerk tot een beter resultaat leidt.

4.10 In het licht van de in 4.9 genoemde bepalingen is de rechtbank van oordeel dat verweerder op goede gronden het pgb heeft geweigerd. Met de enkele niet onderbouwde stelling dat de geboden ambulante gezinsondersteuning niet effectief was vanwege eisers eenkennigheid en hij de beste ontwikkeling heeft laten zien onder de begeleiding en zorg van zijn moeder is niet voldaan aan de uit deze bepalingen voortvloeiende motiveringsplicht. Dit klemt temeer nu uit de diverse onderzoeksverslagen en evaluatiegesprekken juist naar voren komt dat eiser tijdens de dagbehandeling bij Driestroom heeft laten zien dat hij leerbaar is en er ook daadwerkelijk vooruitgang zichtbaar is op het gebied van eten en spraak. In september 2016 at eiser zelfs gevarieerder dan aanvankelijk beoogd was. Dat de transfer vanuit de dagbehandeling naar de thuissituatie wellicht wat trager verliep dan gewenst kan worden verklaard uit het feit dat eiser niet het volledige door verweerder aangeboden aantal uren gezinsondersteuning heeft afgenomen. Juist vanwege de eenkennigheid van eiser is het van belang dat er voldoende contactmomenten zijn. De ouders van eiser hebben hier echter zelf welbewust van afgezien. Desondanks was er ook volgens de ambulant gezinsondersteuner wel degelijk ook sprake van vooruitgang in de thuissituatie. Dat er getwijfeld kan worden aan de deskundigheid van de ambulant gezinsondersteuner is naar het oordeel van de rechtbank evenmin aannemelijk geworden. Het enkele feit dat zij in augustus 2016 de moeder van eiser heeft geadviseerd om eiser tijdelijk weer smoothies te geven als ontbijt is hiervoor onvoldoende. Voor zover eiser heeft willen stellen dat de inzet van de ambulante gezinsondersteuning niet goed is voor de gezinssituatie, gezien de psychische problematiek van zijn vader, is de rechtbank ten slotte van oordeel dat eiser dit standpunt eveneens onvoldoende heeft onderbouwd.”

Dit bericht is geplaatst in Jeugdwet. Bookmark de permalink.