Inleiding
Op 22 juni 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep in het kader van de Jeugdwet een oordeel gegeven over de vraag of het college met een toegekende voorziening de jeugdige voldoende in staat heeft gesteld gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren.[1] De voorziening waarover in hoger beroep is gestreden, is jeugdhulp in de vorm van behandeling van dyslexie. Het is de tweede uitspraak van de Centrale Raad van Beroep over dyslexie.
De dyslexie-uitspraak uit 2018
Eerder oordeelde de Centrale Raad van Beroep over de vraag of het college de behandeling van bepaalde vormen van dyslexie mag uitsluiten van jeugdhulp.[2] Vóór 2015 was de dyslexiezorg ondergebracht bij de Zorgverzekeringswet. Op grond daarvan werd hulp vergoed voor die vormen van dyslexie die waren aan te merken als enkelvoudige, ernstige dyslexie (EED). Of daarvan sprake was, werd door deskundigen vastgesteld aan de hand van het protocol Dyslexie, diagnostiek en behandeling 2.0 (Protocol 2.0). Het college in de desbetreffende uitspraak voerde een beleid dat alleen vormen van EED voor vergoeding in aanmerking kwamen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde in hoger beroep dat het college een dergelijk beleid mocht voeren (het college is binnen de ruimte gebleven die de wetgever in artikel 2.3 Jeugdwet aan het college heeft gelaten) en dat de beperking van hulp bij dyslexie tot EED (voor leerlingen tot 12 jaar) geoorloofd was. Vervolgens toetste de Centrale Raad van Beroep of in dit geval het college tot het besluit heeft kunnen komen en oordeelde dat dit het geval was.
De casus uit de dyslexie-uitspraak 2022
In de casus die heeft geleid tot de uitspraak die in deze blog wordt besproken, gaat het om een meisje, geboren in 2008. Vast staat dat bij haar sprake is van EED; ze gaat nog naar de basisschool. Het college heeft in verband daarmee een voorziening toegekend, bestaande uit het vergoeden van 51 behandelingen, ingaande november 2015. In maart 2017 heeft de moeder van het meisje een aanvraag ingediend voor vergoeding van verdere behandelingen EED. Die aanvraag heeft het college afgewezen in november 2017. In bezwaar heeft het college een ander besluit genomen en 30 extra EED-behandelingen toegekend. Dat heeft het college gedaan na informatie bij de behandelaar en informatie van de huisarts en met toepassing van het Protocol 2.0 met de bijbehorende veldnorm. Volgens deze veldnorm worden maximaal 51 en in bepaalde gevallen 60 EED-behandelingen vergoed.
Het beroep bij de rechtbank
De moeder neemt geen genoegen met het besluit op bezwaar en dient beroep in. Het college vraagt hangende het beroep een orthopedagoog (generalist) / psycholoog om advies over het vergoeden van verdere dyslexiebehandelingen. Die rapporteert dat er geen bewijs is te vinden van door de moeder genoemde vooruitgang van prestaties als gevolg van door haar zelf bekostigde verdere behandelingen. Het advies van de deskundige is om te stoppen met de EED-behandelingen en over te schakelen van behandeling naar leren omgaan met de handicap. De rechtbank vernietigt het besluit van het college maar laat, gelet op de deskundigenrapportage, de rechtsgevolgen in stand. Niet helemaal duidelijk is waarop de vernietiging is gebaseerd (de uitspraak is niet gepubliceerd). De moeder stelt hoger beroep in.
Het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep
In hoger beroep voert de moeder aan dat 30 extra EED-behandelingen te weinig is: behalve de reeds toegekende behandelingen zijn meer behandelingen nodig om aan het eind van groep 8 het minimale niveau AVI E6 te bereiken. Volgens de moeder zijn zeker nog 147 behandelingen nodig.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat EED wordt aangemerkt als een psychische stoornis. Het college moet, daarvan uitgaande en rekening houdend met onder meer de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en zijn ouders, besluiten welke voorziening wordt getroffen om de jeugdige in staat te stellen de doelen van de Jeugdwet te bereiken. In totaal heeft het college in dit geval 81 behandelingen vergoed. Het standpunt van het college dat, gelet op het advies van de deskundige, de inzet van nog meer behandelingen niet wenselijk is voor het meisje, is een toereikende grondslag om de omvang van de voorziening te beperken tot de 30 extra EED-behandelingen. Het hoger beroep is daarom ongegrond.
Noot
De uitspraak bevat niet een principiële overweging: het college moet onderzoek doen en als daartoe aanleiding bestaat een voorziening treffen. Het is aan het college te onderbouwen of met die voorziening de doelen uit de Jeugdwet kunnen worden bereikt. Het college heeft daarbij ruimte om te beslissen. In dit geval is een deskundige ingeschakeld en het college mocht deze deskundige volgen.
Hoewel de inspanning van de moeder om te komen tot voortzetting van de hulp en daarmee (volgens haar) tot het bereiken van het gewenste niveau wel te begrijpen is, is het advies van de deskundige om niet te komen tot voortzetting van de hulp (maar tot andere hulp) goed te volgen. De Gezondheidsraad heeft al in 1995 onderzocht dat behandeling van EED (slechts) in 75% van de gevallen leidt tot een goede oplossing.[3] Bij een kwart van de jeugdigen helpen de (50) behandelingen niet. In dit geval heeft de jeugdige 81 behandelingen gehad en die hebben kennelijk niet geleid tot een verbetering in het woordlezen. Dan is het voor de ontwikkeling van de jeugdige wellicht beter over te schakelen op interventies die ertoe leiden dat ze leert omgaan met de beperking zoals de deskundige ook adviseert.
Inmiddels is protocol 2.0 verleden tijd en is Protocol 3.0 actueel. Daarin is geen sprake meer van EED maar van ED: ernstige dyslexie. Tot een verandering in de rechtspraak zal de wijziging niet leiden, wel tot een wijziging in de beoordeling of van ED sprake is.
27 juni 2022,
Willie Elferink
[1] CRvB 22 juni 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1345
[2] Zie CRVB 24 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3454
[3] zie advies van de Gezondheidsraad aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 11 september 1995, p.118