Inleiding
Tegen besluiten op grond van de Jeugdwet kan beroep worden ingesteld. Voorafgaand aan beroep moet bezwaar worden gemaakt bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen, meestal is dat het college van burgemeester en wethouders (hierna: college). Een bezwaar moet worden gemaakt binnen zes weken na de dag waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt: artikel 6:7 en 6:8 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Maar wat als een bezwaarschrift is ingediend voordat een besluit is genomen? De Centrale Raad van Beroep heeft zich daarover uitgelaten in een uitspraak van 12 december 2024.[1]
De casus
Het gaat om een besluit van het college van 17 september 2021 waarbij een aantal voorzieningen voor jeugdhulp op grond van de Jeugdwet is toegekend maar waarbij ook enkele voorzieningen zijn afgewezen. Los daarvan is een aanvraag ingediend voor kinderpsychiatrische zorg. Die aanvraag is op 28 oktober 2021 afgewezen. Op 26 oktober 2021 hebben de ouders bezwaar gemaakt tegen het besluit van 17 september 2021. Ouders stellen in bezwaar dat dit bezwaar ook betrekking heeft op het twee dagen later genomen besluit van 28 oktober 2021. In het besluit op bezwaar van 23 mei 2022 is het bezwaar, voor zover gericht tegen het besluit van 28 oktober 2021 niet-ontvankelijk verklaard omdat het te vroeg is ingediend. Daartegen komen ouders in beroep.
De uitspraak van de rechtbank
De rechtbank volgt het college in zijn standpunt dat het bezwaar te vroeg is ingediend. Artikel 6:10 Awb geeft een regeling waarin bij wijze van uitzondering een bezwaar ondanks te vroege indiening ontvankelijk kan zijn. Dat is als het besluit wel reeds tot stand is gekomen (maar nog niet bekend gemaakt) of als de indiener redelijkerwijs mocht menen dat het besluit al wel tot stand was gekomen. Vast staat volgens de rechtbank dat het bezwaar gericht was tegen het besluit van 17 september 2021. Nergens blijkt uit het bezwaarschrift dat het ook moet worden geacht te zijn gericht het besluit van 28 oktober 2021. Niet gebleken is dat dit besluit op 26 oktober al tot stand was gekomen. In het bezwaarschrift stellen ouders het college in gebreke vanwege het niet nemen van een besluit op de aanvraag kinderpsychiatrische zorg. Daaruit volgt dat ook niet kan worden aangenomen dat ouders redelijkerwijs mochten menen dat het besluit al genomen was. Enige tijd later hebben ouders ten slotte een nieuwe aanvraag gedaan, wat er ook niet op duidt dat beoogd was bezwaar te maken tegen het besluit van 28 oktober 2021. Het beroep is ongegrond.
De Centrale Raad van Beroep
In hoger beroep stelt het college in eerste instantie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is omdat er geen procesbelang meer zou zijn. Ouders zijn namelijk met de kinderen verhuisd naar België. Ouder hebben echter in hoger beroep facturen overgelegd waaruit blijkt dat de door de psychiater verleende zorg in rekening is gebracht. Geen reden dus om geen procesbelang aan te nemen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt vervolgens dat ouders in hoger beroep geen relevante gronden hebben aangevoerd die niet ook al door de rechtbank zijn beoordeeld. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en het op grond daarvan gegeven oordeel van de rechtbank. Hoger beroep is ongegrond.
Noot
Uit de uitspraak is niet helemaal duidelijk af te leiden of aan het besluit van 28 oktober 2024 een nieuwe aanvraag is voorafgegaan. Het lijkt wel het meest voor de hand liggend. Het was goed geweest om in de uitspraak daarover wat te vermelden. Als sprake was van een nieuwe aanvraag, dan is de uitspraak van de rechtbank, die door de hogerberoepsrechter is overgenomen, helder en in overeenstemming met de Algemene wet bestuursrecht en constante jurisprudentie daarover. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevat wat dat betreft niets nieuws.
Dat geldt ook voor de vraag of er nog een procesbelang is. Daarvan is pas sprake als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Als sprake is van een periode die al verstreken is, blijft procesbelang aanwezig als een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Daarnaast kan procesbelang aanwezig blijven in verband met de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding, tenzij op voorhand onaannemelijk is dat schade als gevolg van de besluitvorming is geleden. In dit geval zijn kosten gemaakt voor de gevraagde voorziening, de facturen van de psychiater zijn overgelegd. Dus is sprake van voldoende procesbelang.
Tenslotte gaat de Centrale Raad van Beroep nog in op de gronden van het hoger beroep. De ouders voeren dezelfde gronden aan waarover de rechtbank al heeft geoordeeld. Standaardjurisprudentie is dan dat de Raad, tenzij hij dat oordeel onjuist vindt, zich aansluit bij het oordeel van de rechtbank.[2]
Al met al dus een weinig opzienbarende uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, geheel in lijn met de jurisprudentie tot heden.
Willie Elferink
[1] Centrale Raad van Beroep 12 december 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2379.
[2] Zie bijvoorbeeld CRVB 2 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:516.