Inleiding
De Centrale Raad van Beroep heeft een uitspraak gedaan over een zaak die in de gemeente Arnhem heeft gespeeld.[1] Het gaat om een meisje, geboren in 2009, dat bekend is met ADHD, een angststoornis en een eetstoornis. Het college heeft in juni 2021, na een aanvraag om een voorziening op grond van de Jeugdwet, jeugdhulp toegekend in de vorm van een persoonsgebonden budget voor 1 uur per week. De ouders van het meisje hebben beroep ingesteld bij de rechtbank. De uitspraak van de rechtbank is helaas niet gepubliceerd maar ik begrijp uit de uitspraak van de CRvB dat die in twee keer is gegaan. In de eerste uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het onderzoek niet volgens het stappenplan is gedaan en ze heeft vervolgens de behandeling geschorst. Het college heeft vervolgens JPH consult ingeschakeld medio 2022. Eind 2022 heeft JPH consult advies uitgebracht. Het advies is door het college op 6 januari 2023 verzonden aan de rechtbank met het bericht dat het college op korte termijn een afspraak zal maken met het gezin om te kijken hoe de uren worden ingezet waarna de rechtbank op de hoogte wordt gesteld van de uitkomsten. Het gezin heeft instemmend gereageerd op het rapport en heeft de rechtbank verzocht zelf te voorzien. Het college is tot tweemaal toe in de gelegenheid gesteld te reageren maar een reactie is uitgebleven. Wat het college heeft afgesproken met het gezin is, ondanks de afspraak, niet door het college bericht aan de rechtbank. De rechtbank heeft daarop zelf in de zaak voorzien.
Het advies van JPH consult
JPH heeft geconcludeerd dat het meisje hulp nodig heeft in de vorm van therapie waarin de Zorgverzekeringswet kan voorzien. De Jeugdwet kan daarnaast in hulp voorzien voor in totaal 19 uur en 5 minuten per week, onderverdeeld naar diverse doelen met daaraan verbonden tijden. Voor het doel ‘Zelfzorg en vergroten van de zelfredzaamheid’ adviseert JPH een frequentie van 30 minuten per dag, in zes maanden afbouwend naar 15 minuten. Dan na drie maanden checken of vaardigheden in zelfstandigheid zijn toegenomen en een evaluatie na negen maanden. Als geen sprake is van groei dan de uren blijven toekennen.
De uitspraak van de rechtbank
De rechtbank heeft het besluit vernietigd, het primaire besluit herroepen en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Reden van vernietiging is dat het stappenplan niet goed is doorlopen. De rechtbank voorziet zelf door het advies van JPH consult te volgen. Daarbij overweegt zij dat, voor zover sprake is van een persoonsgebonden budget (voor het aanleren van effectieve coping- of oplossingsvaardigheden) op grond van de Zorgverzekeringswet, het college niet verplicht is deze vorm van zorg toe te kennen. Daarnaast wordt voor het doel ‘zelfzorg enz.’ besloten tot een afbouw. De rechtbank bepaalt dat informele hulp wordt toegekend voor persoonlijke verzorging en individuele begeleiding van de pgb-houder (informeel circuit) in de vorm van een persoonsgebonden budget (sociaal tarief):
- Over de periode 1 juni 2021 tot en met 31 december 2023: 15,5 uur per week
- Over de periode 1 januari 2024 tot en met 30 juni 2024: 13,5 uur per week
- Over de periode 1 juli 2024 tot en met 31 december 2024: 11,5 uur per week.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep
Beide partijen komen in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank. De CRvB beantwoordt hierin tal van vragen van beide partijen.
19 uur of 15,5 uur?
De rechtbank was uitgegaan van een persoonsgebonden budget van 15,5 uur over de eerste periode. Volgens ouders blijkt uit het advies van JPH consult dat sprake is van 19 uur en 5 minuten. Via het college doet de CRvB navraag bij JPH consult. Ouders blijken gelijk te hebben. In de uitspraak leidt dit ertoe de CRvB bepaalt dat informele jeugdhulp wordt toegekend in de vorm van een persoonsgebonden budget (sociaal tarief) met een omvang van 19 uur en 5 minuten voor de eerste periode.
Heeft de rechtbank de afbouw juist toegepast?
Ouders voeren ook aan dat de afbouw naar 11,5 uur zoals de rechtbank die toepast niet in overeenstemming is met het advies van JPH consult. Ook deze grief slaagt: volgens het advies zou na negen maanden een evaluatie plaatsvinden om te bezien of groei had plaatsgevonden. De CRvB voorziet vervolgens deels zelf in de afbouwperiode. De eerste en tweede periode blijven gehandhaafd met aanpassing van het aantal uren. Over de derde periode laat de CRvB zich niet uit omdat het college eerst moet evalueren of een groei heeft plaatsgevonden.
Heeft de rechtbank ten onrechte zelf voorzien in een langere periode?
Het college voert aan dat de rechtbank ten onrechte heeft toegekend voor een langere periode dan de periode die in het bestreden besluit is opgenomen. De CRvB maakt hier korte metten mee: uit het rapport van JPH consult en de daaraan voorafgegane vraagstelling van het college blijkt dat de situatie van het meisje op het moment van onderzoek door JPH betrekking had, dat is eind 2022. Daarmee mocht de rechtbank vervolgens rekening houden.
De verzilveringsvorm
Het college voert ook aan dat de rechtbank de voorziening ten onrechte heeft toegekend in de vorm van een persoonsgebonden budget. Het advies van JPH consult bood ook de mogelijkheid tot inzet in natura. Dat laatste klopt volgens de CRvB. Maar de ouders hadden verzocht om een persoonsgebonden budget. Het college heeft meerdere malen geen antwoord gegeven om een reactie daarop. Dan mag de rechtbank het verzoek van ouders inwilligen.
Meer dan 40 uur per week zorg door de vader?
Het college voert ook nog aan dat het totaal aantal uren, uit te voeren door de vader middels een persoonsgebonden budget, uitkomt op 55,5 uur. Dus aanzienlijk meer dan een normale werkweek. Met een dergelijke omvang komt de kwaliteit van de hulpverlening in het gedrang. Maar volgens de CRvB heeft de rechtbank niet bepaald wie met het sociaal tarief wordt betaald en al helemaal niet dat de vader de hulp verleent. De kwaliteit van de zorg was geen discussiepunt.
Noot
Een uitgebreide uitspraak van de Centrale Raad van Beroep zonder veel verrassingen. Centraal staat uiteindelijk het onderzoek van JPH consult waarover in hoger beroep enkele onduidelijkheden bestonden (19 uur en vijf minuten of niet en de afbouw al dan niet met evaluatie). De Centrale Raad van Beroep heeft eerder uitgesproken dat zelf voorzien in de zaak alleen mogelijk is als er voor het college niets meer te onderzoeken is. Daarvan is hier sprake, met uitzondering van de evaluatie. Die kan nog leiden tot een ander budget over de laatste zes maanden van 2024. Jammer dat de CRvB hierin niet ook heeft voorzien: de periode is immers al voorbij, vier jaar nadat ouders hadden gevraagd om hulp.
Het is voor mij een raadsel waarom het college op 1 uur hulp per week komt en JPH consult op iets meer dan 19 uur per week met daarnaast nog een fiks aantal uren uit de Zorgverzekeringswet. We weten niet hoeveel dit is maar kennelijk komt het totaal (volgens het college) op 55,5 uur per week. Dat betekent dat er dus fors hulp nodig was voor het meisje. En dat geeft te denken over de kwaliteit van het gemeentelijk onderzoek dat tot het besluit leidde van 10 juni 2021. We weten niet wat dit voor het meisje (en de ouders) qua stress en achterwege blijven van hulp heeft betekend (het kind is niet gehoord door de Centrale Raad van Beroep, zoals ik al vaker heb gemeld, in strijd met het Kinderrechtenverdrag) maar veel goeds zal het niet hebben gebracht. En dat zou de gemeente zich toch moeten aantrekken.
Ik ben blij met de praktische aanpak van de Centrale Raad van Beroep met betrekking tot de periode waarover de rechtbank uiteindelijk zelf heeft voorzien. Het oorspronkelijke besluit is van juni 2021 en eindigt op 31 oktober 2021. De rechtbank voorziet zelf tot eind 2024. Het college komt daar tegenop maar de CRvB bepaalt dat de rechtbank een langere periode in acht mocht nemen gelet op het advies van JPH consult. Een mooie, voor de praktijk werkbare oplossing.
Dat iemand niet meer dan 40 uren per week kan worden ingeschakeld via een persoonsgebonden budget is een standpunt dat gemeenten wel vaker innemen. Hier lag een mooie kans voor de CRvB om daarover principieel te beslissen. Jammer genoeg heeft de CRvB dat niet gedaan en heeft hij zich beperkt tot de overweging dat de rechtbank niet bepaald heeft wie de hulp gaat verrichten. De vraag is overigens of het verweer van de gemeente hout had gesneden. Hoeveel uur je mag werken is in de Arbeidstijdenwet geregeld. Dat mag niet meer zijn dan 60 uur per week als het om een werkgever-werknemer relatie gaat. Dus in die situatie zou een persoonsgebonden budget van 40 uur per week waarmee één persoon wordt ingeschakeld best kunnen. Het college in deze zaak stelde dat daardoor de kwaliteit in het gedrang zou komen. Gelet op de omstandigheid dat de wet meer uren toelaat dan 40 bij een werkgever zou die stelling wel heel goed onderbouwd moeten worden lijkt me, zeker in een situatie als hier, waar de hulp 24/7 nodig is.
Uiteindelijk moet het college nog beslissen over de laatste (reeds verstreken) periode van 1 juli 2024 tot en met 31 december 2024. De bedoeling is dat geëvalueerd wordt of de hulp deels kan worden afgebouwd omdat groei heeft plaatsgevonden of dat meer uren nodig blijven. De CRvB had ook kunnen kiezen JPH consult te verzoeken te evalueren. Dat was nog praktischer geweest.
Willie Elferink
24 april 2025.
[1] CRVB 10 april 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:543.