Jeugdhulp na het 18e levensjaar

Rb Amsterdam 20 juli 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:5190, de jongere (hierna: verzoeker)  is op 9 februari 2016 18 jaar geworden. Tot die tijd was zij onder toezicht gesteld. [verzoeker] woont vanaf haar vijfde jaar in het pleeggezin van [naam] . Na de scheiding van de pleegouders is [verzoeker] samen met haar pleegmoeder verhuisd. Zij woont bij pleegmoeder. Enkele maanden voor het bereiken van de 18-jarige leeftijd is een plan van aanpak opgesteld door de gemeente Uithoorn, omdat beslissingen over de toekomst van [verzoeker] moeten worden genomen. In het plan van aanpak wordt geadviseerd: “de pleegzorg door Spirit te verlengen totdat er een perspectief voor [verzoeker] is geregeld en  een persoonsgebonden budget (pgb) van 16 uur voor begeleiding extra door de pleegmoeder [naam] toe te kennen. De einddatum van de toe te kennen verstrekking is gesteld op 31 augustus 2016. Dan is er voldoende tijd om met elkaar te kijken wat [verzoeker] na de zomervakantie gaat doen als zij haar diploma heeft gehaald. De klantmanager van de gemeente Uithoorn heeft [naam] bij email van 18 november 2015 hierover geïnformeerd. Het college heeft vervolgens, bij besluit van 1 januari 2016, [verzoeker] een (pgb) toegekend voor jeugdhulp voor de periode vanaf 1 januari 2016 tot en met 31 augustus 2016 ten bedrage van € 19.906,56. Het betreft pgb begeleiding extra. Per 1 april 2017 is Spirit gestopt met de pleegzorgvergoeding en hulpverlening aan de pleegmoeder. Moet de jeugdhulp nog doorlopen? De voorzieningenrechter vindt van wel:

“Het college stelt dat [verzoeker] niet onder de Jeugdwet valt, omdat zij inmiddels achttien is en niet valt onder de uitzondering voor voortgezette jeugdhulp voor meerderjarigen. De Jeugdwet bepaalt dat voortgezette jeugdhulp voor meerderjarigen aangewezen kan zijn als daartoe noodzaak bestaat. Om de noodzaak voor voortgezette jeugdhulp voor meerderjarigen te beoordelen, bekijkt het college (via daarvoor aangewezen deskundigen) of de aanvrager perspectief heeft. Op de zitting is duidelijk geworden dat partijen een andere invulling geven aan het begrip perspectief. Het college verstaat onder perspectief voornamelijk het kunnen genereren van een zelfstandig inkomen. [verzoeker] verstaat onder perspectief beschermd wonen. Volgens [verzoeker] is tijdens gesprekken met de gemeente ook steeds gesproken over beschermd wonen, niet over het kunnen verdienen van geld. Volgens pleegmoeder is [verzoeker] nog niet toe aan beschermd wonen, zodat geen sprake is van perspectief, althans niet zoals de gemeente bedoelt.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college een te beperkte invulling geeft aan het begrip perspectief. Uit het dossier (vooral het plan van aanpak van het college) komt (samengevat) naar voren dat [verzoeker] functioneert en presteert op licht verstandelijk beperkt niveau, dat ontwikkelingsmijlpalen verlaat worden bereikt en dat [verzoeker] sociaal-emotioneel kwetsbaar overkomt. [verzoeker] laat ongepast en ongewenst sociaal gedrag zien en heeft behoefte aan een voorspelbare en veilige omgeving waar ze niet wordt overvraagd en waar voldoende aandacht en begeleiding is op sociaal-emotioneel vlak. [verzoeker] is kwetsbaar en beïnvloedbaar en daarom is toezicht belangrijk. Veranderingen zijn moeilijk voor [verzoeker] en zij vraagt veel van de pleegmoeder. [verzoeker] heeft ook behoefte aan de pleegmoeder en is het liefst bij haar. [verzoeker] geeft duidelijk aan dat zij nog niet toe is aan zelfstandig wonen. Op de zitting heeft de pleegmoeder nog toegelicht dat beschermd wonen op dit moment nog geen optie is, maar dat daar naartoe gewerkt wordt. Dit alles maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat het enkele feit dat [verzoeker] na het afronden van school met een baan ongeveer € 400, – per maand verdient onvoldoende is om te concluderen dat sprake is van perspectief en dat er dus geen noodzaak bestaat tot het voortzetten van pleegzorg.

Het college zal beter moeten uitleggen waarom er geen noodzaak bestaat om [verzoeker] pleegzorg (tijdelijk) te verlengen nadat zij achttien is geworden. Daarbij moet het college op meer letten dan alleen het vermogen om geld te kunnen verdienen.”

Dit bericht is geplaatst in Jeugdwet. Bookmark de permalink.