Inleiding
Een jeugdige die hulp nodig heeft, de raad voor de kinderbescherming die dat inziet maar de gecertificeerde instelling die het bijltje erbij neer lijkt te leggen. Dat zijn de ingrediënten van een zaak die onlangs bij de kinderrechter van de rechtbank Midden-Nederland heeft gespeeld.[1]
Het standpunt van de raad voor de kinderbescherming
Het gaat om een jeugdige, leeftijd onbekend maar in ieder geval ouder dan 12 jaar, die problematisch gedrag vertoont, moeite heeft met gezag en regels en die zich onhandelbaar opstelt als hij zijn zin niet krijgt. De jeugdige ervaart al een aantal jaar weinig stabiliteit en continuïteit in zijn woonomgeving. Hij kan ook fysiek agressief worden en heeft moeite met autoriteit. Voor de ouders is het daardoor op dit moment niet haalbaar om hem thuis te laten wonen. Hij heeft op veel verschillende plekken gewoond en het gaat telkens mis. De oorzaak van zijn gedrag is mogelijk autisme en ADHD, in combinatie met het gebrek aan stabiliteit in de thuissituatie, maar het is nodig dat hier meer onderzoek naar wordt gedaan en dat er diagnostiek wordt verricht.
De ouders zijn het eens met de raad voor de kinderbescherming.
Het standpunt van de gecertificeerde instelling (GI)
De GI heeft twijfelt aan de meerwaarde van een ondertoezichtstelling. De ouders staan open voor hulpverlening en de GI is al betrokken (in een vrijwillig kader). Ook stemmen de ouders in met het verblijf van de jeugdige in het gezinshuis. De GI kan, los van een eventuele ondertoezichtstelling, de nodige hulpverlening inzetten en coördineren. Daarnaast kunnen de ouders zelfstandig diagnostiek regelen voor de jeugdige via de huisarts. De ouders dienen zo lang mogelijk zelf de regie te voeren. De GI verzoekt daarom om de verzoeken van de raad voor de kinderbescherming af te wijzen dan wel aan te houden en de komende tijd te kijken naar de ontwikkelingen en de noodzaak voor een gedwongen kader. Het standpunt van de GI dat een ondertoezichtstelling niet nodig is, wordt (mede) ingegeven door de realiteit in de woongemeente van de jeugdige dat de gemeente erg terughoudend is met het verlenen van hulp, zodat de GI weinig kan beginnen.
Het oordeel van de kinderrechter
Het verzoek om ondertoezichtstelling wordt toegekend. De kinderrechter vindt dat sprake is van een ontwikkelingsbedreiging van de jeugdige. Er is al meer dan zeven jaar hulp in een vrijwillig kader voor de jeugdige ingezet maar die heeft niet geholpen. Tijd dus voor het gedwongen kader. Het standpunt van de GI dat de gemeente terughoudend is in het verlenen van jeugdhulp en dat daarom een ondertoezichtstelling niet echt helpt, veegt de rechter van tafel. De gemeente moet hulp inzetten die de GI noodzakelijk vindt.
Noot
Het gaat me in deze casus niet om de vraag of de ondertoezichtstelling (en de machtiging uithuisplaatsing) al dan niet terecht is uitgesproken (c.q. verleend). Waar het mij om gaat is het standpunt van de GI dat een ondertoezichtstelling niet helpt. Kennelijk voert de gemeente een beleid om zo weinig mogelijk jeugdhulp toe te kennen en vreest de GI daarom dat het niet helpt om de jeugdige onder toezicht te stellen. De kinderrechter wijst er terecht op dat de gemeente verplicht is om de hulp in te zetten die de GI nodig acht. Artikel 3.5 Jeugdwet bepaalt in dat verband dat de GI bepaalt of en, zo ja, welke jeugdhulp is aangewezen bij de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Weliswaar staat in het tweede lid dat de GI hiertoe overlegt met het college van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft maar dat gaat niet zover dat het college enige beslissingsmacht heeft. Niet voor niets bepaalt artikel 2.4, tweede lid, onder b Jeugdwet dat het college de jeugdhulp inzet die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een ondertoezichtstelling of andere kinderbeschermingsmaatregel.
De casus roept veel vragen op. Is de GI niet op de hoogte van de bevoegdheid die zij heeft als een ondertoezichtstelling is uitgesproken? Of heeft de GI er al veel tijd ingestoken in het vrijwillig kader en ziet zij het niet meer zitten dat er nog een oplossing komt, zelfs niet in het gedwongen kader? In dat geval is het maar de vraag of de kinderrechter deze GI moet aanwijzen om de ondertoezichtstelling uit te voeren, hoewel de keuze wellicht beperkt was. En wat te denken van de omstandigheid dat al zeven jaren hulp in een vrijwillig kader is ingezet, maar zonder resultaat? Telkens te lichte interventies, slechte analyse, waardoor komt dit? De gemeente voert kennelijk een restrictief beleid. Leidt dat tot deze, voor de jeugdige en zijn ouders, nare situatie? Ook voor de gemeente ontstaat een vervelende situatie. Ik neem dat het restrictieve beleid beoogt kosten te besparen. Maar door de terughoudende opstelling van de gemeente wordt de gemeente geconfronteerd met dubbele kosten: die van de ondertoezichtstelling en die van de hulp die de GI nodig acht. Kortom, alleen maar verliezers. Nu maar hopen dat de ondertoezichtstelling werkt…
Willie Elferink
[1] Rechtbank Midden-Nederland 6 maart 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:1306.