Rechtbank Gelderland, 12 januari 2017, RBGEL:2017:159 Aan eiseres is PGB toegekend voor 21 uren begeleiding en persoonlijke verzorging. Zij zet het PGB in door zichzelf in te kopen en voor haar twee autistische kinderen te zorgen. Eiseres vindt dat 40 uren moeten worden toegekend.
“De rechtbank overweegt dat uit het bestreden besluit niet blijkt welke criteria verweerder hanteert in het kader van de vraag hoeveel objectieve hulp dit gezin nodig heeft en hoe wordt bepaald hoeveel van deze hulp dient te worden beschouwd als al dan niet noodzakelijke, onder de Jeugdwet vallende, hulp. In de Verordening en de Nadere Regels zijn evenmin criteria opgenomen die verweerder in dit kader hanteert. Ook verweerders beleid voorziet hierin niet. Nu bij gebreke van regels en/of beleid hierover niet inzichtelijk is wat de grondslag is van verweerders toekenning van een pgb van 21 uur, kan het bestreden besluit niet gedragen worden door de daaraan ten grondslag gelegde motivering.
Van verweerder mag worden verwacht dat hij aan de hand van objectieve en inzichtelijke criteria bepaalt of jeugdhulp nodig is, en welke de aard en omvang van deze hulp moeten zijn. Indien verweerder, zoals hier, het standpunt inneemt dat bepaalde hulp/begeleiding onder de normale taak van de ouders valt, zal hij dit eveneens op basis van objectieve criteria moeten motiveren. Dit klemt hier temeer nu het aantal toegekende uren in belangrijke mate afwijkt van het aantal uren waar eiseres om verzocht heeft.
De rechtbank neemt hierbij mede in aanmerking dat uit het bestreden besluit evenmin blijkt op welke wijze verweerder zich door een deskundige heeft laten adviseren over de medische problematiek, de belemmeringen in de zin van artikel 1.1 van de Jeugdwet die daaruit voortvloeien en de beste oplossingen hiervoor. Hierbij is van belang dat verweerder op verschillende momenten stellingen inneemt die niet nader worden gemotiveerd en waarvan niet duidelijk is of deze berusten op een deskundig inzicht in de situatie. Verweerder heeft hierover op zitting toegelicht dat in de wijkteams mensen zitten uit allerlei disciplines, zoals jeugdzorg en psychiatrie, er altijd ten minste twee coaches
samen een besluit nemen en er een verplichting is om een deskundige te laten meedenken over problematiek die niet tot de expertise van die coach behoort. De rechtbank heeft echter geconstateerd dat dit alles niet uit het dossier kan worden afgeleid en met de gegeven algemene toelichting op zitting nog steeds niet duidelijk is welke deskundige, met welke expertise, welk advies heeft gegeven.’
De rechtbank vernietigt het besluit en treft een voorlopige voorziening dat eiseres gedurende vier maanden een PGB wordt toegekend op basis van 40 uren per week. Daarnaast: “dient verweerder wekelijks 5 x 2 uur per dag aan ambulante ondersteuning binnen het gezin toe te kennen, eveneens voor de duur van 4 maanden. De rechtbank benadrukt dat deze ambulante ondersteuning uitdrukkelijk dient te worden ingezet met als doel dat er een duurzame verandering optreedt in de opvoedsituatie van de kinderen. Het kan ouders namelijk helpen in het aanleren en vasthouden van structuur en patronen die helpend zijn voor de kinderen. Na 4 maanden dient er geëvalueerd te worden of de inzet van deze ambulante ondersteuning daadwerkelijk tot een stabilisering en mogelijk verbetering van de gezinssituatie heeft geleid. De ambulante ondersteuner dient in dit kader een verslag te maken, waaruit dient te kunnen worden opgemaakt of er sprake is van vooruitgang in de gezinssituatie, of deze vooruitgang voldoende is en wat de invloed hiervan is op (de hoogte van) een eventueel toekomstig toe te kennen pgb.”