Bewijslast bij beëindiging jeugdhulpvoorziening

Rechtbank Noord-Nederland, 26 augustus 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:4047: beëindiging jeugdhulp volgens b en w omdat onvoldoende medewerking is verleend aan de herindicatie van de pgb’s van verzoekers, zodat geen (volledig) heronderzoek heeft kunnen plaatsvinden. Verzoekers voeren aan dat verweerder ten onrechte de pgb’s per 1 juni 2016 heeft beëindigd. Er is voldoende medewerking verleend aan het onderzoek naar de herindicatie van de pgb’s van verzoekers. Verder waren er voldoende medische gegevens op grond waarvan verweerder een herindicatie van de eerder toegekende pgb’s had kunnen doen.
De voorzieningenrechter overweegt dat de beëindigingen van de pgb’s voor verzoekers belastende besluiten zijn, waarbij het aan verweerder is om de nodige kennis omtrent de relevante (individuele) feiten en omstandigheden te vergaren. Dat betekent dat de last om te bewijzen dat aan de voorwaarden voor beëindiging is voldaan in beginsel op verweerder rust. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder aangegeven dat het aan de ouders van verzoekers gedane voorstel van 18 juli 2016, zoals weergegeven onder 7, nog steeds geldt en dat verweerder bereid is een indicatie in de vorm van pgb’s conform het voorstel toe te kennen, in afwachting van de nog door Dijkxhoorn op te stellen rapporten over verzoekers. Door de gemachtigde van verweerder is voorts ter zitting ten aanzien van de muziekbegeleiding die J. Keus (individueel begeleider/muziektherapeut) geeft, aangegeven dat, indien er een contract wordt opgesteld met daarin opgenomen een omschrijving van de doelen, de te bereiken resultaten en een beschrijving van de activiteiten, verweerder bereid is de door Keus gegeven muziekbegeleiding voor vergoeding in aanmerking te brengen.

13. Gelet op het voorgaande en de onzekerheid over de afloop van de bezwaarprocedure zal de voorzieningenrechter uitsluitend op basis van een belangenafweging beoordelen of het treffen van een voorlopige voorziening geboden is. De voorzieningenrechter stelt vast dat het belang van verzoekers is gelegen in het voortzetten van de eerder toegekende individuele begeleiding in de vorm van een pgb om de benodigde zorg te waarborgen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt het belang van verzoekers – gelet op hun problematiek en nog jonge leeftijd – bij voortzetting van de voorziening individuele begeleiding in de vorm van een pgb zwaarder dan het belang van verweerder bij onmiddellijke uitvoering van de primaire besluiten. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen de door Visser in haar op 31 augustus 2015 en 1 september 2015 opgestelde verslagen over verzoekers, waarin uitvoering is omschreven wat de zorgbehoefte van verzoekers is. Verder blijkt uit de rapportage van 12 juli 2016 van Veilig Thuis Friesland dat stabiele zorg rondom het gezin gewenst en geboden is.

14. De voorlopige voorziening zal inhouden dat de primaire besluiten worden geschorst en dat aan verzoekers vanaf 1 juni 2016 tot één maand na datering van de (eind)rapporten van Dijkxhoorn, ieder afzonderlijk de voorziening voor individuele begeleiding wordt toegekend voor elk 4 uur per week in de vorm van een pgb.

Dit bericht is geplaatst in Jeugdwet. Bookmark de permalink.