Wat hoort bij het achtererfgebied?

ABRS 27-12-2012, LJN BY7347 Wat hoort bij het achtererfgebied? Aan de achterzijde van een woning op een perceel is een bouwwerk gerealiseerd met een oppervlakte van 30,30 m² waarvoor geen vergunning is verleend. Achter de woning met het bouwwerk bevinden zich de tuin en een schuur die over de volledige breedte van het perceel is gerealiseerd, met daarachter een voetpad en een strook grond die wordt begrensd door een sloot. Het voetpad waarop het recht van overpad is gevestigd, wordt door omwonenden gebruikt. Vast staat dat ook dit voetpad, deze strook grond en een gedeelte van de sloot eigendom zijn van de eigenaar van het perceel. Omwonenden vragen om handhaving. Van belang is nu of het deel van de eigendom achter de sloot moet worden aangemerkt als achtererfgebied. Als dat het geval is het totale terrein voor minder dan 50% bebouwd en is, onder omstandigheden, geen omgevingsvergunning vereist. Het college stelt zich op dit standpunt en weigert te handhaven. De rechtbank vindt dat het terrein niet moet worden meegeteld en vernietigt het besluit op bezwaar. De ABRS volgt de visie van burgemeester en wethouders:
“3.1. Niet in geschil is dat indien het achter de schuur gelegen deel van het perceel – met uitzondering van de sloot – geen deel uitmaakt van het achtererfgebied, dat gebied voor meer dan 50% is bebouwd en het bouwwerk vergunningplichtig is. Van belang is derhalve om vast te stellen of het voetpad en de strook grond tot het achtererfgebied behoren.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van bijlage II bij het Bor wordt onder achtererfgebied verstaan een erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw. Het uitgangspunt van de definitie voor erf is volgens de Nota van Toelichting bij artikel 1 van bijlage II bij het Bor (Stb. 2010, 143, p. 134 – 135) dat het gehele perceel bij een hoofdgebouw in beginsel als erf kan worden aangemerkt en dat uit de systematiek van een bestemmingsplan kan voortvloeien dat bepaalde verder van het hoofdgebouw afgelegen delen van een perceel niet als erf aangemerkt kunnen worden. Dat laatste is hier niet het geval. Blijkens de plankaart rust op het deel van het perceel dat achter de schuur is gelegen ook de bestemming “Woningen met tuinen en erven”. Voor het standpunt van [appellant sub 2] dat dit niet zo zou zijn, bestaat geen grond, mede omdat het volgen van dat standpunt ertoe zou leiden dat op dat deel van het perceel geheel geen bestemming zou rusten. Dit betekent dat de bestemming niet in de weg staat aan het gebruik van het achterste deel van het perceel als erf. Voorts is het deel van het perceel dat achter de schuur is gelegen, direct gelegen bij het hoofdgebouw en feitelijk ingericht ten dienste van het gebruik van de woning, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van bijlage II bij het Bor. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de schuur is voorzien van een deur en dat het achter de schuur gelegen deel van het perceel wordt gebruikt als tuin, alsmede om de woning vanaf de achterzijde te kunnen bereiken. Het voorgaande brengt met zich dat het voetpad en de strook grond deel uitmaken van het achtererf, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van bijlage II bij het Bor. Dit betekent dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het achtererfgebied voor niet meer dan 50% is bebouwd. De rechtbank heeft dat niet onderkend.”

Naar de volledige uitspraak

Dit bericht is geplaatst in handhaving, omgevingsrecht. Bookmark de permalink.