Voor ontbreken zicht op legalisatie ontbreken bereidheid daartoe al voldoende?

ABRS 23-1-2013 LJN BY9213 Vast staat dat een aangebouwde serre in strijd met het bestemmingsplan is. B en w hebben geen bereidheid om te komen tot legalisering. Appellante klaagt bij de Afdeling dat dit gebrek aan bereidheid onvoldoende gemotiveerd is. De Afdeling overweegt als volgt:

“5.[appellante] betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat geen concreet zicht op legalisatie bestaat. Zij voert daartoe aan dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het geen medewerking wenst te verlenen aan het verlenen van een omgevingsvergunning. Zij voert voorts aan dat een nieuw bestemmingsplan wordt voorbereid en derhalve een overgangssituatie bestaat van het oude naar het nieuwe bestemmingsplan. Gelet op de uitspraak van de Afdeling van 10 november 2006 in zaak nr. 200606984/1 kan een overgangssituatie ook leiden tot het bestaan van een concreet zicht op legalisatie, aldus [appellante].
5.1.De woning heeft een oppervlakte van 125 m² en de serre heeft een oppervlakte van ongeveer 140 m². Vaststaat en niet in geschil is dat met de serre, die een uitbreiding van de woning vormt, de woning een groter oppervlakte heeft dan in het bestemmingsplan is toegestaan. Het bouwplan is dan ook in strijd met het bestemmingsplan. In beginsel volstaat het enkele feit dat het college niet bereid is gebruik te maken van zijn bevoegdheid om omgevingsvergunning te verlenen voor het oordeel dat geen concreet zicht op legalisatie bestaat. Het college wenst vast te houden aan de uitgangspunten van het bestemmingsplan en is daarom niet bereid omgevingsvergunning te verlenen op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef, onder a, ten derde, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Er bestaan geen aanknopingspunten voor het oordeel dat op voorhand moet worden geconcludeerd dat het ter zake door het college ingenomen standpunt rechtens onhoudbaar is en de vereiste medewerking niet zal kunnen worden geweigerd, zodat de voorzieningenrechter terecht heeft geoordeeld dat ten tijde van belang geen sprake was van een concreet zicht op legalisatie.”

Naar de volledige uitspraak

Dit bericht is geplaatst in handhaving. Bookmark de permalink.