ABRS 1-7-2015, RVS:2015:2080
Besluit waarbij onder oplegging van een dwangsom is gelast de zonder omgevingsvergunning gebouwde kapschuur geheel te verwijderen (…). De door [appellante] aangevoerde omstandigheid dat zij de kapschuur en de daarbij behorende grond heeft overgedragen maakt niet dat [appellante] vanaf dat moment geen dwangsommen meer verbeurde ten aanzien van de kapschuur en het college in zoverre niet bevoegd zou zijn over te gaan tot invordering van een bedrag van € 30.000,00 aan dwangsommen. De door [appellante] gepleegde overtreding bestaat uit het bouwen van een bouwwerk zonder omgevingsvergunning. De verkoop van het bouwwerk doet hier niet aan af. Voorts is van belang dat [appellante] ten tijde van de oplegging van de last en gedurende de begunstigingstermijn het in haar macht had om de overtreding te beëindigen. In de door [appellante] aangevoerde omstandigheid dat zij na de verkoop van de kapschuur het niet langer in haar macht heeft de overtreding te beëindigen ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat na de verkoop van de kapschuur geen dwangsommen zijn verbeurd door [appellante] en dat het college niet in redelijkheid kan overgaan tot invordering van deze dwangsommen. De door [appellante] beweerde onmogelijkheid om aan de last te kunnen voldoen is immers door haar zelf gecreëerd. Het betoog faalt.
Machtscriterium bij last onder dwangsom
Dit bericht is geplaatst in handhaving. Bookmark de permalink.