Relativiteitseis en parkeernorm bouwverordening

ABRS 31-12-2014, RVS:2014:4770: 9.4. [appellant] is belanghebbende bij het besluit in de hoedanigheid van exploitant van de lunchroom. Artikel 2.5.30 van de Bouwverordening strekt ertoe te waarborgen dat voor een bouwplan voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn om zo parkeeroverlast in de directe omgeving van het perceel waarop het bouwplan is voorzien te voorkomen. Nu niet is uitgesloten dat een tekort aan parkeerplaatsen in de buurt van het bouwplan gevolgen kan hebben voor de bereikbaarheid van de binnenstad en daarmee kan leiden tot een afname van het aantal klanten van zijn horecabedrijf, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat artikel 2.5.30 van de Bouwverordening kennelijk niet strekt ter bescherming van de belangen van [appellant]. Artikel 8:69a van de Awb staat derhalve niet in de weg aan een vernietiging van het bestreden besluit om deze reden. De rechtbank heeft dat niet onderkend.

9.5. De rechtbank heeft eveneens ten onrechte afgezien van een inhoudelijke bespreking van de beroepsgronden die zijn gericht op de realisering van het bouwplan, nu [appellant] er gelet op de exploitatie van zijn horecabedrijf belang bij heeft dat het voorziene gebouw na verlening van de omgevingsvergunning volledig wordt afgebouwd.

 

NB zie ook ABRS 11-9-2013, RVS:2013:1146

Dit bericht is geplaatst in bestuursprocesrecht, omgevingsrecht. Bookmark de permalink.