Bewijslast bij niet aangetekende verzending besluit

ABRS 19-12-2012, LJN BY6771 Bij niet aangetekende verzending moet het bestuursorgaan de datum van verzending aannemelijk maken. Daarbij moet het aannemelijk maken dat het besluit daadwerkelijk verzonden is. De ABRS overweegt in deze zaak:
“3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 9 mei 2012 in zaak nr. 201106649/1/A3), is het, in het geval van niet aangetekende verzending van een besluit, bij betwisting aan het bestuursorgaan om aannemelijk te maken dat het besluit op de gestelde datum is verzonden. Daartoe is in ieder geval vereist dat het besluit is voorzien van de juiste adressering en een verzenddatum en dat sprake is van een deugdelijke verzendadministratie.
Voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft verwezen naar de uitspraken van de Afdeling van 18 augustus 2010 in zaak nr. 201000189/1/H3 en van 15 december 2010 in zaak nr. 201005033/1/H3 bestaat geen grond, nu uit die uitspraken eveneens volgt dat een bestuursorgaan, indien het een besluit niet aangetekend heeft verzonden, aannemelijk dient te maken dat dat besluit op de vermelde datum is verzonden.

3.2. De brief van 13 december 2010 waarin aan [wederpartij] ontheffing is verleend voor het afmeren van een dekschuit bij zijn woonschip, is niet aangetekend verzonden. Het dagelijks bestuur heeft ter zitting bij de rechtbank te kennen gegeven dat er een vaste werkwijze wordt gehanteerd bij niet aangetekende verzending van besluiten. Een besluit wordt door de behandelend ambtenaar voorzien van een stempel met de verzenddatum. Vervolgens wordt dat besluit in een postbak op het bureau van de behandelend ambtenaar gelegd en opgehaald door een medewerker van de postkamer. Indien dat voor 15.00 uur gebeurt, wordt het besluit dezelfde dag nog verzonden. Besluiten worden geregistreerd in een postregistratiesysteem. Na de verzending van het besluit van 13 december 2010 is echter een nieuw postregistratiesysteem ingevoerd waardoor de oude gegevens niet meer voorhanden zijn. Ter zitting bij de Afdeling heeft het dagelijks bestuur te kennen gegeven dat uit de gegevens uit het postregistratiesysteem, indien die nog voorhanden waren, niet zou kunnen worden afgeleid wanneer een besluit daadwerkelijk is verzonden. Er wordt volgens het dagelijks bestuur geen verzendadministratie bijgehouden.

3.3. De rechtbank heeft terecht overwogen dat met het plaatsen van een stempel met de tekst “verzonden 21 dec. 2010″ niet aannemelijk is gemaakt dat het besluit op die datum daadwerkelijk via de postkamer het stadsdeelkantoor heeft verlaten. Immers, bij gebreke van een door een medewerker van de postkamer vermelde verzenddatum of een deugdelijke verzendadministratie is slechts aannemelijk geworden dat de brief op 21 december 2010 de kamer van de behandelend ambtenaar heeft verlaten. Derhalve is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat het dagelijks bestuur niet aannemelijk heeft gemaakt dat het besluit van 13 december 2010 op 21 december 2010 is verzonden. Aan een oordeel over de vraag of [wederpartij] het vermoeden van een tijdige ontvangst heeft ontzenuwd, komt de Afdeling niet toe, nu die beoordeling eerst dan plaatsvindt als het bestuursorgaan de verzending op de door hem gestelde datum aannemelijk heeft gemaakt.”

Naar de volledige uitspraak

Dit bericht is geplaatst in bestuursprocesrecht. Bookmark de permalink.