ABRS 23-9-2015, RVS:2015:2990:
Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat de vervuiling van doorzichtige delen van het scherm met onder meer graffiti visuele hinder veroorzaakt en dat hieromtrent een voorschrift aan de beschikking voor zover deze betrekking heeft op de activiteit gebruik kan worden verbonden. De vraag of zich visuele hinder voordoet komt immers primair in een planologisch kader aan de orde (vergelijk voormelde uitspraak van de Afdeling van 1 september 2004). De Afdeling acht voorts het standpunt van het college juist dat het belang van een goede ruimtelijke ordening ertoe heeft geleid dat transparante delen in het geluidscherm zijn opgenomen met het oog op behoud van zichtlijnen en dat, indien die transparante delen volledig beplakt of bespoten worden zij hun transparante karakter verliezen en het te beschermen belang teniet wordt gedaan.
Het bestreden voorschrift omschrijft echter niet wanneer het transparante karakter van de doorzichtige onderdelen van het scherm zodanig is aangetast dat reiniging van deze delen noodzakelijk is om de zichtlijnen te herstellen. Het laat de mogelijkheid open dat reiniging reeds bij een enkele beplakking of vervuiling met summiere graffiti aangewezen is. Derhalve is voor vergunninghouder niet duidelijk welke verplichting uit het voorschrift voortvloeit. Dit verdraagt zich niet met het rechtszekerheidsbeginsel. Bovendien wordt controle op de naleving van het voorschrift hierdoor bemoeilijkt. Het voorschrift had derhalve niet in deze vorm mogen worden verbonden aan de beschikking en moet worden aangepast.
De Afdeling stelt vast dat het college in het bestreden besluit niet heeft gemotiveerd waarom het ter voorkoming van visuele hinder nodig is het scherm driemaandelijks te controleren. Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met artikel 3:46 Awb genomen. Voorts acht de Afdeling aannemelijk dat de kosten die zijn gemoeid met het door ProRail geschetste ‘worst-case scenario’ aanzienlijk hoger zijn dan de reinigingskosten die ProRail kwijt is bij het volgens haar beleid eens per vijf jaar laten verwijderen van graffiti. Uit het bestreden besluit, noch het verhandelde ter zitting, blijkt dat het college de hoogte van de met de voorgeschreven reiniging gemoeide kosten heeft laten meewegen bij het verbinden van het voorschrift aan de beschikking. Ook in zoverre berust het besluit niet op een deugdelijke motivering.
Voorschrift onduidelijk, in strijd met rechtszekerheid
Dit bericht is geplaatst in algemeen bestuursrecht. Bookmark de permalink.