Vertrouwensbeginsel, auteur van de verwachtingen

ABRS 3-9-2015, RVS:2015:3266
Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is nodig dat er aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend. De rechtbank heeft terecht overwogen dat niet aannemelijk is geworden dat aan appellant concrete toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegde ambtenaar. Dat door twee ambtenaren, werkzaam bij de gemeente Haarlem, uitlatingen zijn gedaan over de verlening van de gevraagde omgevingsvergunning, geeft, wat daar ook van zij, geen grond voor een ander oordeel. In dit verband is van belang dat de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning bij het college berust en dat in het algemeen geen rechten kunnen worden ontleend aan een toezegging die is gedaan door niet ter zake beslissingsbevoegden, behoudens indien deze aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat door de ambtenaren een toezegging is gedaan die aan het college kan worden toegerekend. Ten aanzien van de quickscan, waarin wordt vermeld dat realisering van het bouwwerk op het perceel onder voorwaarden mogelijk is, wordt overwogen dat deze niet kan worden aangemerkt als een ondubbelzinnige toezegging dat een omgevingsvergunning zal worden verleend. Uit de aard van de voorbereidingsprocedure volgt dat het uiteindelijk te nemen besluit op de aanvraag een andere strekking kan hebben dan het voorgenomen besluit in de quickscan. Aan de omstandigheid dat appellant door het college om nadere informatie is verzocht, heeft hij evenmin een dergelijk vertrouwen kunnen ontlenen. De rechtbank heeft reeds daarom, daargelaten de belangen van derden, terecht overwogen dat het college het besluit van 29 maart 2012 niet in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft genomen.

Dit bericht is geplaatst in algemeen bestuursrecht. Bookmark de permalink.