Vertrouwensbeginsel, auteur van de verwachtingen CRvB

CRvB 7-8-2014, CRVB:2014:2362
Appellante heeft aangevoerd dat zich wel bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan die hadden moeten leiden tot een toekenning van bijstand per een eerdere datum. Zij is misleid door de consulent van de afdeling Werk en Inkomen (…) die op 31 mei 2011 het intakegesprek met haar heeft gevoerd. Zij heeft van het doorzetten van de aanvraag afgezien omdat de consulent haar te kennen had gegeven dat een aanvraag om bijstand niet zou leiden tot toekenning daarvan ten gevolge van het vermogen dat haar op grond van het echtscheidingsconvenant toekwam. Appellante heeft voorts naar voren gebracht dat zij in verband met psychische problemen niet eerder dan op 24 oktober 2011 in staat was om adequaat te reageren op de heenzending door de consulent op 31 mei 2011. Zij was eerder niet bij machte om in weerwil van de mededeling van de consulent toch bijstand aan te vragen.
Deze grond slaagt. Het college diende appellante na haar melding op 16 mei 2011 in de gelegenheid te stellen om een aanvraag om bijstand in te dienen. Aan haar is weliswaar strikt genomen niet die mogelijkheid onthouden en aan haar is — naar niet in geschil is — zelfs een aanvraagformulier uitgereikt, maar zij is ervan afgehouden een aanvraag in te dienen door de informatie die de consulent aan haar tijdens het intakegesprek gaf over haar recht op bijstand.
Deze informatie was gebaseerd op zijn lezing van het echtscheidingsconvenant en hield in (…) dat appellante geen recht op bijstand zou hebben omdat zij op grond van het echtscheidingsconvenant jegens haar voormalige echtgenoot recht had op een groot geldbedrag. Uit de toekenningsbeslissing van 22 december 2011 blijkt echter dat de financiële positie van appellante niet aan toekenning van bijstand in de weg stond.
Op appellante rustte (…) de verantwoordelijkheid voor het al dan niet indienen van een aanvraag. Zij mocht er echter vanuit gaan dat de informatie van de consulent, die zij gelet op zijn positie als ter zake kundig mocht beschouwen, juist was. Appellante heeft, vertrouwend op deze informatie, de aanvraag niet ingediend.
Appellante heeft derhalve op grond van, achteraf onjuist gebleken, informatie van de consulent afgezien van een aanvraag. Daarin zijn bijzondere omstandigheden gelegen die rechtvaardigen dat de bijstand met ingang van een eerdere datum wordt toegekend dan de datum waarop appellante zich laatstelijk bij het UWV-Werkbedrijf heeft gemeld, en wel met ingang van 16 mei 2011.

Dit bericht is geplaatst in algemeen bestuursrecht. Bookmark de permalink.