Uitzondering toetsing ex nunc

ABRS 13-11-2013, RVS:2013:1887, Een aanvraag om omgevingsvergunning moet ex nunc getoetst worden in bezwaar. Maar wat nu als tussen het moment van de aanvraag en ten tijde van de beslissing (al dan niet op bezwaar) het bestemmingsplan gewijzigd is?

“Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 26 juli 2013 in zaak nr. 201303347/2/A1 heeft als uitgangspunt te gelden dat de beslissing op de aanvraag om omgevingsvergunning ex nunc geschiedt, hetgeen betekent dat het recht moet worden toegepast zoals dat op het moment van de beslissing op de aanvraag geldt. Aan een ten tijde van de indiening bij de gemeente van een aanvraag om omgevingsvergunning nog wel, maar ten tijde van de beslissing daarop, dan wel ten tijde van de heroverweging in bezwaar daarvan, niet meer geldend bestemmingsplan mag, bij wijze van uitzondering op dat uitgangspunt, slechts worden getoetst indien de aanvraag ten tijde van de indiening daarvan in overeenstemming was met het toen geldende bestemmingsplan en op dat moment geen voorbereidingsbesluit voor een nieuw bestemmingsplan van kracht was dan wel een nieuw bestemmingsplan ter inzage was gelegd, waarmee de aanvraag in strijd was. Deze uitzondering doet zich hier niet voor, omdat het onderhavige gebruik, zoals hiervoor reeds is overwogen, in strijd is met het ten tijde van de indiening van de aanvraag geldende bestemmingsplan “Welschap A, herziening II”. In navolging van de uitspraak van 12 maart 2003, in zaak nr. 200201897/1, wordt overwogen dat de omstandigheid dat het voorheen geldende plan een bepaling bevatte krachtens welke het college vrijstelling kon verlenen, daaraan niet af doet.

Uit het voorgaande volgt dat het college de aanvraag, anders dan Euro-Parking betoogt, diende te toetsen aan het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Eindhoven Airport”. Vast staat dat de aanvraag hiermee in strijd is. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het geen omgevingsvergunning wenst te verlenen voor het afwijken van dit bestemmingsplan. Ter zitting heeft het, onder verwijzing naar de uitspraak van 27 februari 2013 in zaak nr. 201204293/1/R3, toegelicht dat het wenst vast te houden aan het in dit nieuwe bestemmingsplan neergelegde planologisch beleid voor het onderhavige gebied. Het toestaan van het bedrijfsmatig aanbieden van parkeerplaatsen in dit gebied verdraagt zich volgens het college niet met het aan het bestemmingsplan ten grondslag liggende uitgangspunt dat bedrijven op het bedrijventerrein, zo ook Eindhoven Airport, moeten voorzien in voldoende parkeergelegenheid op het eigen terrein. Het bedrijfsmatig aanbieden van parkeerplaatsen heeft een ongewenste toename van verkeersstromen tot gevolg en doet afbreuk doen aan de ruimtelijke uitstraling van het bedrijventerrein waarop het perceel is gelegen, onder meer door leegstaande bedrijfspanden, aldus het college.”

Naar de volledige uitspraak

Dit bericht is geplaatst in algemeen bestuursrecht, bestuursprocesrecht, omgevingsrecht. Bookmark de permalink.