Onrechtmatig verkregen bewijs bruikbaar?

ABRS 3-6-2015, RVS:2015:1723
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen is eerst sprake van ongeoorloofd onderscheid indien er geen objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat voor het gemaakte onderscheid en het daaruit voortvloeiende verschil in behandeling. Hoewel het vragen naar de identiteitsdocumenten van de vreemdelingen op zichzelf niet onrechtmatig is, zijn van de aanwezige personen alleen de vreemdelingen om hun identiteitsdocument gevraagd, omdat de inspecteur op grond van hun donkere haar en een getinte huidskleur het vermoeden had dat zij vreemdelingen waren. Derhalve is bij het onderzoek in het kader van de Wav onderscheid gemaakt op basis van uiterlijke kenmerken. Nu voor dit onderscheid geen rechtvaardiging bestaat, is het ongeoorloofd. Dat betekent dat de verklaringen van de vreemdelingen op onrechtmatige wijze zijn verkregen. Gelet op het belang van het in art. 1 Grondwet vermelde discriminatieverbod en de ernst van voormelde schending, zijn de bij het boeterapport gevoegde verklaringen van de vreemdelingen verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat het gebruik van die verklaringen voor het bewijs ontoelaatbaar moet worden geacht. Nu de verklaringen van de vreemdelingen van het bewijs moeten worden uitgesloten en de minister zonder deze verklaringen niet heeft aangetoond dat [appellant] art. 2 lid 1 Wav heeft overtreden, kan de boete reeds hierom geen stand houden.

Dit bericht is geplaatst in algemeen bestuursrecht, bestuursprocesrecht. Bookmark de permalink.