Ongeoorloofde subsidievoorwaarde, specialiteitsbeginsel

ABRS 4-5-2016, RVS:2016:1177
In het besluit van 13 december 2013 heeft het college op het verleende subsidiebedrag van € 2.731.562 een bedrag van € 86.354, dat is betrokken bij het project Heroïneverstrekking van Parnassia Psycho Medische Zorg en daarmee is verrekend, in mindering gebracht. Deze verlaging is tussen partijen niet in geschil. Het college heeft vervolgens het resterende bedrag van € 2.645.208 met € 130.831 gekort vanwege overschrijding van het bezoldigingsmaximum als bedoeld in de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (hierna: Wopt) en het subsidiebedrag vastgesteld op € 2.514.377.
Ingevolge artikel 4:38, eerste lid, van de Awb kan het college met toepassing van die bepaling slechts verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Het doel van de verleende subsidie is gelegen in het bieden van verslavingszorg.
Het college kan niet worden gevolgd in zijn standpunt dat artikel 10, zevende lid, van de HKS is bedoeld om de doelmatige besteding van subsidiegelden te bevorderen. Het doel van die bepaling is gelegen in het normeren van de inkomens van medewerkers van instellingen die van gemeentewege worden gesubsidieerd. Daarbij wordt onder meer verwezen naar de toelichting in het raadsvoorstel van 8 februari 2011, vastgesteld door de gemeenteraad op 10 maart 2011, bij de totstandkoming van artikel 10, zevende lid, van de HKS. In die toelichting is vermeld dat het doel van het in de HKS gevoerde beleid is dat instellingen die gemeentelijke subsidie ontvangen een maatschappelijk acceptabel beloningsbeleid hanteren.
Reeds de door de gemeenteraad gemaakte keuze om gevolgen te verbinden aan een overschrijding van de Wopt-norm, ook als zou kunnen worden aangetoond dat een topsalaris uit een andere bron dan de door het college verstrekte subsidie zou worden betaald omdat in artikel 10, zevende lid, van de HKS geen onderscheid wordt gemaakt naar financieringsbron, wijst erop dat het doel van de verplichting is gelegen in het voorkomen van topsalarissen in plaats van een doelmatige besteding van subsidiegelden.
Gelet op het voorgaande strekt de verplichting niet tot verwezenlijking van het doel van de subsidie, maar tot verwezenlijking van een ander doel, namelijk inkomenspolitiek, zodat de verplichting geen doelgebonden verplichting is als bedoeld in artikel 4:38, eerste lid, van de Awb.

Dit bericht is geplaatst in algemeen bestuursrecht. Bookmark de permalink.