Hof Amsterdam, 17-12-2015, GHAMS:2015:5268 Kan het college van b en w de bevoegdheid een verleningsbesluit (artikel 2.3 Jeugdwet) te nemen en de bevoegdheid te verzoeken om een machtiging uithuisplaatsing (artikel 6.1.8 Jeugdwet) mandateren aan een Gecertificeerde Instelling? Ja, volgens Hof Amsterdam (zie over deze kwestie ook W. Elferink, Bestuursrechtelijke hobbels bij de uitvoering van de Jeugdwet, De Gemeentestem 2015/111):
“Allereerst beoordeelt het hof of de GI bevoegd is om een verzoek in te dienen namens het college van de gemeente. Om de GI bevoegd tot het indienen van een verzoekschrift te maken, dient het college de GI hiertoe een volmacht te verlenen. Een volmacht kan op grond van artikel 3:61, lid 1, BW uitdrukkelijk of stilzwijgend worden verleend. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting maakt het hof op dat deze volmacht stilzwijgend is verleend. Ten overvloede merkt het hof hierbij op dat wanneer de GI zonder daartoe bevoegd te zijn als gevolmachtigde in naam van het college zou hebben gehandeld, het college deze rechtshandeling ter zitting in hoger beroep heeft bekrachtigd waardoor op grond van artikel 3:69, lid 1 BW dit hetzelfde gevolg heeft als dit zou zijn ingetreden wanneer zij krachtens een volmacht was verricht.
Ten tweede beoordeelt het hof of, en dan met name ten aanzien van de verleningsbeslissing gesloten jeugdhulp, een geldig mandaat is verleend. Op grond van art. 10:3, eerste lid Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een bestuursorgaan mandaat verlenen, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich tegen de mandaatverlening verzet. Anders dan namens [de minderjarige] lijkt te worden betoogd is er geen wettelijk voorschrift dat bepaalt dat mandatering van de GI niet mogelijk is. De kinderrechter heeft terecht overwogen dat art. 6.1.8 Jw noch enig ander wettelijk voorschrift aan mandaatverlening in de weg staat.
Naar het oordeel van het hof is in het onderhavige geval evenmin sprake van een situatie waarin de aard van de bevoegdheid zich tegen mandaatverlening verzet. [de minderjarige] is op 1 mei 2014 geplaatst in de gesloten accommodatie Hoenderloo (JeugdzorgPlus) en verblijft sinds 28 augustus 2014 in de gesloten accommodatie [de instelling] (JeugdzorgPlus). [de instelling] is de behandelend jeugdhulpaanbieder en voert de machtiging gesloten jeugdhulp feitelijk uit. Het inleidend verzoek strekt ertoe die situatie voort te zetten. Het is dus niet de GI zelf die de jeugdhulp aanbiedt. In zoverre is geen sprake van een (dreigend) gevaar van belangenverstrengeling. Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden waaruit volgt dat sprake is van een belangenverstrengeling die aan mandaatverlening in de weg staat. Dat de GI optreedt als casusregisseur is daartoe in elk geval onvoldoende.”