Invordering bestuursrechtelijke geldschuld via burgerlijke rechter?

HR 6-2-2015, HR:2015:233:  3.3.1. Onderdeel 1.1 van het middel klaagt dat het hof in de rov. 2.12 en 2.13 heeft miskend dat een bestuursorgaan op de voet van art. 4:124 Awb betaling van bestuursrechtelijke geldschulden kan vorderen bij de burgerlijke rechter.
3.3.2 De klacht slaagt. Het gaat in deze zaak om de invordering van bestuursrechtelijke geldschulden in de zin van Titel 4.4 van de Awb. Noch enige bepaling in die wet, noch enige andere wettelijke bepaling verklaart de bestuursrechter met uitsluiting van de burgerlijke rechter bevoegd tot kennisneming van een vordering zoals de onderhavige. Art. 4:124 Awb bepaalt integendeel dat een bestuursorgaan bij de invordering van bestuursrechtelijke geldschulden ook beschikt over de bevoegdheden die een schuldeiser op grond van het privaatrecht heeft. Het CAK kan dus betaling van die schulden vorderen in de onderhavige procedure (vgl. rov. 3.5 slot van HR 21 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:397, NJ 2014/202).

NB anders (vermoedelijk) bij last onder dwangsom / bestuursdwang omdat daarvoor een aparte beschikking geldt (invorderingsbeschikking)

Dit bericht is geplaatst in algemeen bestuursrecht, privaatrecht. Bookmark de permalink.