Grenzen aan toepassing artikel 4:5 Awb

CRVB, 13-01-2015, CRVB:2015:20
Betreft een bijstandszaak, thans participatiewet. De belanghebbende moet in deze zaak naast bankafschriften een schriftelijke en ondertekende verklaring verstrekken over zijn tank- en pingedrag en over zijn feitelijke verblijfplaats. Zulks blijkt uit het eerste informatieverzoek in combinatie met een nader verzoek. De belanghebbende vraagt naar aanleiding van dat nadere verzoek schriftelijk wat er nu precies van hem verlangd wordt. Daarop krijgt hij van het college als antwoord dat het gaat om de bankafschriften over de periode 17 augustus 2011 tot en met 2 december 2011, waarop tank- en pintransacties te zien zijn in de provincies Zeeland, Zuid-Holland en Limburg, alsmede in België. De belanghebbende geeft dan aan dat alle stukken zijn ontvangen en dat op de bankafschriften is te zien dat het om huishoudgeld gaat. Kortom, hij levert geen nieuwe stukken meer aan. Het college stelt vervolgens de aanvraag buiten behandeling met toepassing van art. 4:5 Awb, zoals al was aangekondigd in de informatieverzoeken. Doorslaggevend daarbij is de niet ingeleverde verklaring over zijn tank- en pingedrag. In hoger beroep betoogt de belanghebbende dat uit de bankafschriften voor het college de situatie voldoende duidelijk had moeten zijn en dat de gevraagde verklaring niet noodzakelijk was voor de beoordeling van zijn recht op bijstand. De CRVB volgt hem daarin:
“Het nadere verzoek van het college aan appellant heeft geen betrekking op concrete objectieve gegevens waarover appellant beschikt of waarover derden de beschikking zouden hebben, maar ziet — zoals ter zitting van de Raad van de zijde van het college is bevestigd — uitsluitend nog op een schriftelijke en ondertekende toelichting van appellant zelf op reeds eerder door hem verstrekte gegevens. Gelet hierop moet worden geoordeeld dat de fase waarin redelijkerwijs nog kan worden gesproken van een incomplete aanvraag is gepasseerd en dat het stadium van de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag door het bestuursorgaan is aangebroken.”

Dit bericht is geplaatst in algemeen bestuursrecht. Bookmark de permalink.