t) ABRS 22-10-2014, RVS:2014:3812: Het popfestival waarvoor vergunning is verleend, is een jaarlijks terugkerend festival dat plaatsvindt gedurende drie dagen in het weekend van Pasen. Appellante woont op een afstand van 3,2 kilometer van het terrein waar het popfestival wordt gehouden. Niet in geschil is dat appellante daar, afhankelijk van de windrichting, geluid kan horen dat van dit terrein afkomstig is. Een ambtenaar van de gemeente heeft te kennen gegeven dat hij dit geluid heeft waargenomen toen hij op enig moment tijdens het in 2013 gehouden popfestival in de tuin van appellante stond. De Afdeling maakt evenwel uit het door hem verklaarde ter zitting op dat het door hem waargenomen geluid niet erg luid was. Gelet op voornoemde omstandigheden is naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk dat appellante, naar objectieve maatstaven gemeten, als gevolg van het popfestival hinder van enige betekenis ondervindt. Appellante wordt dan ook niet geraakt in een objectief bepaalbaar belang dat rechtstreeks bij het besluit tot vergunningverlening is betrokken. Zij kan niet worden aangemerkt als een belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb. De rechtbank heeft het door appellante ingestelde beroep ten onrechte niet niet-ontvankelijk verklaard.
Geluidhinder en objectief bepaalbaar belang
Dit bericht is geplaatst in algemeen bestuursrecht. Bookmark de permalink.