Evenredigheidsbeginsel en boete

ABRS 6-2-2013, RVS:2013:BZ0786
De minister is op grond van het evenredigheidsbeginsel verplicht de opgelegde boete te matigen indien deze de beboete werkgever, gelet op diens financiële situatie, bezien in het geheel van de zich voordoende omstandigheden, onevenredig treft. Deze verplichting geldt ook indien de boete niet de oorzaak van die financiële situatie is. De rechtbank is de minister dan ook terecht niet gevolgd in zijn standpunt dat, nu de boete niet de oorzaak van de financiële situatie van de vennootschap is, die financiële situatie geen aanleiding geeft de opgelegde boete te matigen. De enkele omstandigheid dat de vennootschap geen gebruik heeft gemaakt van een betalingsregeling betekent voorts niet dat de rechtbank de boete ten onrechte heeft gematigd zoals zij heeft gedaan. Een betalingsregeling laat immers de hoogte van de boete onverlet. Indien de vennootschap van een betalingsregeling gebruik had gemaakt, zou dit dan ook niet zonder meer met zich hebben gebracht dat de opgelegde boete de vennootschap, gelet op haar financiële situatie, niet onevenredig treft. Daarmee heeft de minister ten onrechte geen rekening gehouden.

Dit bericht is geplaatst in algemeen bestuursrecht, handhaving. Bookmark de permalink.