ABRS 28-5-2014, RVS:2014:1870: De 742 verzoeken zijn nagenoeg identiek. Appellant heeft daarin steeds op de voet van de Wob verzocht gegevens die in Eucaris zijn opgeslagen te verstrekken. Het onderscheid betreft slechts het type auto en bijbehorend Voertuig Identificatie Nummer (hierna: VIN-nummer). De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het besluit van 24 augustus 2012, gelet op de bewoordingen, alsmede de bijgevoegde lijst met VIN-nummers, betrekking heeft op alle 742 door appellant bedoelde voertuigen. Uit de Awb, noch enige andere toepasselijke wettelijke regeling, volgt dat niet in één brief op meerdere aanvragen mag worden beslist. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de RDW, na op 14 augustus 2012 in gebreke te zijn gesteld, bij besluit van 24 augustus 2012 binnen twee weken op de aanvragen heeft beslist.
Ter zitting van de Afdeling heeft de RDW desgevraagd verklaard dat de dienst op 26 september 2012 ingediende ingebrekestellingen heeft ontvangen, maar naar aanleiding daarvan geen verdere handelingen heeft verricht. Het lag op de weg van de RDW om na ontvangst van de ingebrekestellingen te onderzoeken of verzoeken waren ingediend en eventueel bij appellant na te vragen, op welke verzoeken de ingebrekestellingen zagen. Door dit niet te doen, heeft de RDW onzorgvuldigheid betracht bij de behandeling van de ingebrekestellingen. Daarom gaat de Afdeling er van uit dat de 752 verzoeken zijn ingediend.
Desgevraagd heeft appellant ter zitting te kennen gegeven dat hij geen duidelijkheid kan verschaffen over het antwoord op de vraag in hoeverre de 752 verzoeken de eerder gedane 742 verzoeken overlappen, zodat van tien nieuwe verzoeken wordt uitgegaan. Ook deze tien verzoeken zijn inhoudelijk nagenoeg identiek. Het onderscheid betreft slechts het type auto en bijbehorend VIN-nummer. Aangezien de tien ingebrekestellingen, behorende bij deze tien nieuwe verzoeken, alle zien op het niet tijdig nemen van inhoudelijk nagenoeg identieke verzoeken, gedaan krachtens de Wob, brengt een redelijke toepassing van artikel 4:17 van de Awb met zich dat als gevolg van het uitblijven van besluiten op die verzoeken één dwangsom is verbeurd. Daarbij is van belang dat de tien verzoeken, evenals de hiervoor onder 3.1. vermelde 742 verzoeken, indien ze zouden zijn beoordeeld, in één brief zouden hebben mogen worden en naar mag worden aangenomen zouden zijn afgedaan.
Appellant heeft de RDW op 26 september 2012 in gebreke gesteld. Nu de RDW tot op heden geen besluit heeft genomen, wordt ingevolge artikel 8:55c, gelezen in verbinding met artikel 4:17, tweede lid, van de Awb, de verschuldigde dwangsom op € 1260 vastgesteld.
Eén dwangsom niet tijdig, meerdere (752!) verzoeken
Dit bericht is geplaatst in algemeen bestuursrecht. Bookmark de permalink.