Brief over inzet videoteam bij betoging een besluit?

ABRS 16-3-2016, RVS:2016:696
Uit de geschiedenis van de totstandkoming van art. 5, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties (Wom) blijkt dat beperkingen als bedoeld in art. 5, eerste lid, van de Wom een toegestane betoging omlijnen door bijvoorbeeld de groepering, de dag en de plaats van de betoging aan te duiden. De brief van 24 april 2014, waarin [door de burgemeester] is medegedeeld dat een videoteam wordt ingezet, bevat geen omlijning van de betoging, nu in de brief niet de door de burgemeester toegestane groepering, dag of plaats wordt aangeduid, dan wel de betoging anderszins wordt omlijnd. De brief bevat derhalve geen beperking als bedoeld in art. 5, eerste lid, van de Wom.
Ingevolge art. 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Een rechtshandeling is een handeling die is gericht op rechtsgevolg. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (…) heeft een beslissing rechtsgevolg indien zij erop is gericht een bevoegdheid, recht of verplichting voor een of meer anderen te doen ontstaan of teniet te doen, dan wel de juridische status van een persoon of een zaak vast te stellen. De brief van 24 april 2014 is daar niet op gericht. De brief doet niet de bevoegdheid ontstaan tot het inzetten van een videoteam, noch doet de brief een recht of plicht ontstaan. De brief van 24 april 2014 is derhalve niet gericht op rechtsgevolg, geen rechtshandeling en bevat slechts een mededeling van een voornemen tot feitelijk handelen.
De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de burgemeester zich bij besluit van 23 juli 2014 terecht op het standpunt heeft gesteld dat de brief van 24 april 2014 geen besluit in de zin van art. 1:3, eerste lid, van de Awb is. Dat de inzet van een videoteam een afschrikkende werking zou hebben op demonstranten en het publiek, zoals appellant stelt, doet daaraan niet af, nu dit niet wegneemt dat de brief van 24 april 2014 slechts een mededeling van een voornemen tot feitelijk handelen bevat, waartegen geen bezwaar en beroep bij de bestuursrechter openstaat.

Dit bericht is geplaatst in algemeen bestuursrecht, bestuursprocesrecht. Bookmark de permalink.