Rechtbank Den Haag 25 mei 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:6027: is het “Besluit en afspraken jeugdbeschermingstafel” een besluit in de zin van de Awb? Tijdens een overleg tussen ouders en medewerkers van het jeugdteam zijn afspraken gemaakt die door partijen zijn ondertekend en is besloten tot niet vrijblijvende hulpverlening (drangkader) met een uitgesteld raadsonderzoek van zes maanden. Deze beslissing, de gemaakte afspraken en de ondertekening zijn diezelfde datum neergelegd in een stuk dat is genoemd “Besluit en afspraken jeugdbeschermingstafel”. In dat verband hebben partijen afgesproken dat zes maanden sprake zou zijn van niet vrijblijvende hulpverlening (drangaanpak). Daarnaast is overeengekomen dat Jeugdbescherming west de hulpverlening coördineert en dat deze organisatie het aan de Jeugdbeschermingstafel terugkoppelt indien de hulpverlening niet goed verloopt. Partijen hebben ook afgesproken dat zij op korte termijn een veiligheidsplan zullen opstellen. De Jeugdbeschermingstafel
zal, zo lang de periode van zes maanden loopt (tot en met 24 mei 2016), geen verzoek doen aan de Raad voor de Kinderbescherming om een onderzoek naar de noodzaak van een ondertoezichtstelling in te stellen. De voorzieningenrechter vindt niet dat van een besluit sprake is: “Een publiekrechtelijke rechtshandeling, als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb, is een handeling die naar haar aard op rechtsgevolg is gericht. Dat wil zeggen dat rechten, aanspraken of verplichtingen worden vastgesteld, gewijzigd of opgeheven, dan wel dat een bevoegdheid of een status wordt vastgesteld, gewijzigd of opgeheven. Het schriftelijk stuk van 24 november 2015 en de daarin neergelegde afspraken doen dat niet. De in dat stuk neergelegde drangaanpak doet dat evenmin. Die aanpak is weliswaar niet vrijblijvend, maar is niettemin gebaseerd op de vrijwillige medewerking van partijen. In dit geval is dan ook geen sprake van een op enig rechtsgevolg gericht besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.”