Belanghebbende bij toelating referendum

ABRS 26-10-2015, RVS:2015:3399; Betreft beslissing Kiesraad om verzoek om raadgevend referendum Oekraïne toe te laten. Iemand stelt daartegen beroep in en stelt dat hij belanghebbende is in de zin van de Awb, omdat hij een meerderjarige Nederlander is die niet is uitgesloten van het kiesrecht. Zijn belang is erin gelegen de, zijns inziens, door GeenPeil gepleegde fraude met ondersteuningsverklaringen aan de kaak te stellen. Vanuit democratisch oogpunt stelt hij dat hij daarom als kiesgerechtigde belanghebbende is. De Afdeling overweegt:
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer de uitspraken van 29 augustus 2012 in zaak nr. 201109266/1/A3 en van 3 oktober 2012 in zaak nr. 201111238/1/A3), blijkt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 1:2 van de Awb (Kamerstukken II 1988/89, 21 221, nr. 3, blz. 32 e.v.) dat met de woorden ‘wiens belang rechtstreeks is betrokken’ een zekere begrenzing wordt beoogd. Een louter subjectief gevoel van betrokkenheid bij een besluit is, hoe sterk dat gevoel ook moge zijn, niet voldoende om te kunnen spreken van een rechtstreeks bij het besluit betrokken belang. Maar ook een persoon die wellicht enig belang heeft, doch zich op dat punt niet onderscheidt van grote aantallen anderen, kan niet worden beschouwd als een persoon met een rechtstreeks betrokken belang. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het besluit.
6.
Naar het oordeel van de Afdeling voldoet De Kreek niet aan deze voorwaarde. Dat hij, naar hij stelt, wenst op te komen voor het algemeen belang van de bescherming van de democratie en het voorkomen van fraude met ondersteuningsverklaringen, betekent niet dat hij een rechtstreeks bij het besluit betrokken eigen en persoonlijk belang heeft dat hem in voldoende mate onderscheidt van grote aantallen anderen. Het zijn van kiesgerechtigde is daarvoor ook niet voldoende. In de Wrr is ook nergens de kiesgerechtigde aanvullend als beroepsgerechtigde voor bepaalde besluiten aangemerkt, zoals dat in de Kieswet voor een enkel besluit uitdrukkelijk wel is gedaan voor de kiezer.

Dit bericht is geplaatst in algemeen bestuursrecht, bestuursprocesrecht. Bookmark de permalink.