Belang college van b en w 1:2, tweede lid, Awb

ABRS 12-11-2014, RVS:2014:4084: Het college heeft de minister verzocht om handhavend op te treden vanwege het boren van gaten in asbesthoudende dakplaten voor het bevestigen van zonnepanelen. Ingevolge artikel 4 is het verboden asbest of asbesthoudende producten te vervaardigen, in Nederland in te voeren, voorhanden te hebben, aan een ander ter beschikking te stellen, toe te passen of te bewerken. De belangen die artikel 4 van het Productenbesluit asbest beoogt te beschermen zijn niet aan het college toevertrouwd, maar aan de minister. Wil het college desondanks als belanghebbende kunnen worden aangemerkt, dan is vereist dat een besluit over handhaving van artikel 4 van het Productenbesluit asbest invloed heeft op de uitoefening van bevoegdheden die aan het college zelf zijn toegekend, bijvoorbeeld omdat de bevoegdheidsuitoefening van het college wordt belemmerd of doorkruist. Het college heeft betoogd dat zijn belangen geraakt worden omdat het doorboren van de asbesthoudende dakplaten mede een overtreding kan opleveren van door hem te handhaven bepalingen uit de Wet milieubeheer, Woningwet en het Bouwbesluit. Handhaving van de door het college genoemde bepalingen staat, zo is ter zitting door partijen bevestigd, op zichzelf los van de handhaving van artikel 4 van het Productenbesluit asbest. Een besluit van de minister over handhaving van artikel 4 heeft dan ook geen invloed op de eigen handhavingsbevoegdheden van het college. De conclusie is dat geen aan het college toevertrouwd belang is geraakt. Gelet op het voorgaande, is het college geen belanghebbende.

Dit bericht is geplaatst in algemeen bestuursrecht. Bookmark de permalink.