Afwijken van gedoogbesluit mogelijk?

ABRS 24-12-2014, RVS:2015:4640
In voormelde brief van 20 juli 1988 heeft het college aan wederpartij te kennen gegeven dat de aanwezigheid van de op dat moment op het perceel aanwezige bouwwerken, waaronder het voor bewoning geschikt gemaakte gebouw, zal worden gedoogd. Het college heeft aldus bij wederpartij het vertrouwen gewekt dat in beginsel niet handhavend zou worden opgetreden tegen de aanwezigheid van de in het gebouw aangebrachte voorzieningen. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het niettemin alsnog tot handhavend optreden kon overgaan, nu daartoe een verzoek was ingediend en aan de gedoogbrief niet de gerechtvaardigde verwachting kan worden ontleend dat blijvend zou worden gedoogd. In beginsel is het juist dat, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 29 oktober 2014 in zaak nr. 201401247/1/A1), een bij de overtreder van een wettelijk voorschrift opgewekt vertrouwen geen afbreuk kan doen aan de in beginsel bestaande aanspraak van een omwonende op handhaving van het bestemmingsplan. Evenzeer is juist dat een gedoogbesluit naar zijn aard geen duurzaam beletsel dient op te leveren om handhavend op te treden. Dat betekent echter niet dat het college kon volstaan met voormeld standpunt. Het had ook dienen te motiveren waarom thans de belangen bij het doorbreken van de gedoogbrief zwaarder wegen dan de belangen van wederpartij bij het in stand laten daarvan, hetgeen het heeft nagelaten. Het besluit van 19 november 2013 is in zoverre niet deugdelijk gemotiveerd.

Dit bericht is geplaatst in algemeen bestuursrecht, handhaving. Bookmark de permalink.