Afdeling 3.4 procedure niet en bezwarenprocedure wel gevolgd

ABRS 16-1-2013, BY8569; Wat moet de bestuursrechter doen als het bestuursorgaan bij het nemen van een besluit ten onrechte geen 3.4 Awb procedure heeft gevolgd maar een bezwarenprocedure? De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt in deze uitspraak dat de rechtbank terecht het besluit heeft vernietigd en de rechtsgevolgen in stand heeft gelaten:

“4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld de uitspraak van 26 maart 2008 in zaak nr. 200705490/1) is voor de toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb niet vereist dat nog slechts één beslissing mogelijk is. De bestuursrechter mag de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand laten indien de inhoud van het vernietigde besluit de rechterlijke toets kan doorstaan.
Gezien de aard van het gebrek dat aan het besluit van 16 februari 2010 kleeft, heeft de rechtbank terecht overwogen dat moet worden beoordeeld of, ondanks het gebrek, voldoende feiten en omstandigheden naar voren zijn gekomen om dat besluit inhoudelijk te kunnen toetsen. Immers, het besluit kan niet inhoudelijk worden getoetst indien, door het volgen van de bezwaarprocedure in plaats van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, bepaalde standpunten of belangen niet naar voren zijn gebracht. De rechtbank is daarbij terecht en op goede gronden nagegaan of alle belangen en standpunten in het kader van de bezwaarprocedure naar voren zijn gebracht. In dat kader heeft zij overwogen dat [appellant] zijn belangen en standpunten voldoende naar voren heeft kunnen brengen door middel van de aanvraag en de bezwaarprocedure, dat aan de belangen van tegenstanders voldoende tegemoet is gekomen nu de vergunning is geweigerd, en dat voor voorstanders van de vergunning geldt dat niet valt in te zien welke feiten en omstandigheden zij nog aan hadden kunnen voeren die niet al door [appellant] zijn aangevoerd. De rechtbank heeft daarmee de juiste toetsingsmaatstaf aangelegd.
Anders dan [appellant] betoogt, zou het alsnog toepassen van afdeling 3.4 van de Awb door het college na vernietiging er niet toe leiden dat vanwege het overschrijden van de beslistermijn de vergunning van rechtswege zou zijn verleend. Op 23 april 2009 is tijdig beslist op de aanvraag van [appellant]. Indien het college opnieuw zou hebben moeten beslissen op die aanvraag omdat het besluit van 23 april 2009 onrechtmatig was, dan zou opnieuw een termijn van zes maanden zijn gaan lopen met als begindatum de datum van verzending van de uitspraak van de bestuursrechter (vergelijk de uitspraak van 12 november 2003 in zaak nr. 200304300/1). ”

Naar de volledige uitspraak

Uit een uitspraak van dezelfde datum LJN BY8568 blijkt dat het eveneens mogelijk is het gebrek met toepassing van artikel 6:22 Awb te passeren.

Naar de volledige uitspraak

Dit bericht is geplaatst in algemeen bestuursrecht, omgevingsrecht. Bookmark de permalink.