Aan ingebrekestelling te stellen eisen

ABRS 24-12-2014, RVS:2014:4682: Bij faxbericht, door het college ontvangen op 26 juli 2012, heeft appellant sub 1 de gemeente Delft verzocht hem mede te delen hoeveel Wob-verzoeken zijn ontvangen in 2010 en hoeveel dwangsommen de gemeente in dit kader heeft moeten uitkeren (hierna: verzoek 1).
Bij faxbericht, ontvangen op dezelfde datum, heeft appellant sub 1 de gemeente verzocht hem mede te delen hoeveel Wob-verzoeken zijn ontvangen in 2011 en hoeveel dwangsommen de gemeente in dit kader heeft moeten uitkeren (hierna: verzoek 2).
Bij besluit, gedateerd op 22 augustus 2012, heeft het college verzoek 2 afgewezen. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat de informatie waarop het verzoek betrekking heeft niet is neergelegd in een document.
Bij faxbericht, door het college ontvangen op 29 augustus 2012, (hierna: het faxbericht van 29 augustus 2012) heeft appellant sub 1 de gemeente verzocht om een document waaruit blijkt wie de heffingsambtenaar is die bezwaarschriften behandelt (hierna: verzoek 3). Voorts heeft appellant sub 1 in dit faxbericht vermeld dat hij de gemeente in gebreke stelt wegens het niet reageren op verzoek 2. Verder gaat hij in het faxbericht in op eventuele kopiekosten.
Bij faxbericht van 10 oktober 2012 heeft appellant sub 1 de gemeente het volgende te kennen gegeven. Op 15 augustus 2012 ontving hij een besluit betreffende verzoek 1. Over verzoek 2 werd daarin niet gerept. Hierop heeft hij de gemeente op 29 augustus 2012 per faxbericht een herinnering betreffende dit verzoek gezonden. Eveneens heeft hij hierbij verzoek 3 gedaan. Ook op dit laatste verzoek heeft hij tot op heden geen antwoord mogen ontvangen. Wellicht dat de verzoeken zijn zoekgeraakt of anderszins aan de aandacht van de gemeente zijn ontsnapt. Hij doet verzoek 2 en de herinnering plus verzoek 3 nogmaals aan de gemeente toekomen. Achter elk separaat verzoek treft zij de faxtransmissierapporten van alle brieven aan. Hij is de gemeente hoogst erkentelijk indien deze hem, met gepaste spoed, alsnog van de door hem verzochte documentatie kan voorzien.
Bij besluit van 30 oktober 2012 heeft het college appellant sub 1 in reactie op verzoek 3 een kopie van een collegebesluit van 16 december 2003 betreffende de aanwijzing van de heffingsambtenaar toegezonden.
Bij brief van 15 november 2012, gericht aan de gemeente, heeft appellant sub 1 gesteld dat de gemeente dwangsommen heeft verbeurd, nu zij te laat heeft beslist op verzoek 1 en verzoek 2, waarvoor zij op 29 augustus 2012 in gebreke is gesteld. Voorts moet nog immer een besluit worden genomen op verzoek 3, waarvoor de gemeente door middel van zijn herinnering van 10 oktober 2012 in gebreke is gesteld. Ook vraagt appellant sub 1 tot besluitvorming te komen wat betreft verzoek 3, alsmede de hoogte van verschuldigde dwangsommen vast te stellen.
Bij brief van 4 maart 2013 heeft appellant sub 1 het college te kennen gegeven dat hij het college bij brief van 15 november 2012 heeft verzocht de hoogte van de verschuldigde dwangsommen vast te stellen. Appellant sub 1 verzoekt en sommeert het college uiterlijk 19 februari 2013 om 12:00 uur schriftelijk zijn besluit kenbaar te maken. Indien aan dat verzoek geen gehoor wordt gegeven, zullen rechtsmaatregelen worden getroffen, aldus appellant sub 1.
Van een ingebrekestelling als bedoeld in artikel 4:17, derde lid, van de Awb is sprake als duidelijk is dat de belanghebbende het bestuursorgaan maant om alsnog een bepaald besluit te nemen. Daarvan is sprake indien voldoende duidelijk is op welke aanvraag het geschrift betrekking heeft, dat belanghebbende zich op het standpunt stelt dat het bestuursorgaan niet tijdig op de aanvraag heeft beslist en dat belanghebbende erop aandringt dat een zodanige beslissing alsnog wordt genomen.
Met deze overweging verduidelijkt de Afdeling haar jurisprudentie betreffende de eisen die aan een ingebrekestelling worden gesteld, welke eisen niet afwijken van die van de andere hoogste rechtscolleges.

Dit bericht is geplaatst in algemeen bestuursrecht. Bookmark de permalink.